1.
Concluderen: Een conclusie trekken op basis van informatie. Voorbeeld: Uit het experiment kunnen we concluderen dat planten zonlicht nodig hebben om te groeien.
2. Overeenkomen: Iets dat hetzelfde is of met elkaar klopt. Voorbeeld: De antwoorden van de leerlingen komen overeen met de uitleg in het boek.
3. Beschrijven: In woorden uitleggen hoe iets eruitziet of werkt. Voorbeeld: Beschrijf in je eigen woorden hoe een vulkaanuitbarsting ontstaat.
4. Beoordelen: Een mening geven over iets op basis van bepaalde criteria. Voorbeeld: De docent beoordeelt het opstel op taalgebruik en argumentatie.
5. Redeneren: Op een logische manier nadenken en uitleggen hoe je tot een conclusie komt.
Voorbeeld: Leg uit waarom je denkt dat deze oplossing klopt door je redenering op te schrijven.