This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H1.1 Krachten herkenen uitwerking
Slide 1 - Slide
Vul in. Krachten kun je niet voelen of zien, maar je kunt ...... van de kracht wel zien.
Slide 2 - Open question
a/ Wat kunnen krachten aan een voorwerp veranderen?
Slide 3 - Open question
b/ Een beweging kan op twee manieren veranderen: • doordat de .......... • doordat de ......... verandert waarin het voorwerp beweegt.
Slide 4 - Open question
Een touw staat strakgespannen.
Welke kracht werkt er in het touw?
Een touw staat strakgespannen. Welke kracht werkt er in het touw?
A
• spankracht
B
• spierkracht
C
• veerkracht
D
• zwaartekracht
Slide 5 - Quiz
Je kunt een kracht tekenen als een pijl. Vul de juiste woorden in. a. Het aangrijpingspunt van de pijl geeft de ...... aan waar de kracht wordt uitgeoefend.
Slide 6 - Open question
Je kunt een kracht tekenen als een pijl. Vul de juiste woorden in. b. De richting van de pijl geeft de ........ aan waarin de kracht werkt.
Slide 7 - Open question
Je kunt een kracht tekenen als een pijl. Vul de juiste woorden in. c. De lengte van de pijl geeft aan hoe ........ de kracht is.
Slide 8 - Open question
Iedere magneet heeft een noordpool en een zuidpool. Je brengt een noordpool van een magneet bij een zuidpool van een andere magneet. Wat kun je zeggen over de krachten op de twee magneten?
A
• Er werken alleen aantrekkende krachten.
B
• Er werken alleen afstotende krachten.
C
• Er werken zowel aantrekkende als afstotende krachten.
Slide 9 - Quiz
Als je het knopje van een balpen indrukt, werkt de balpen je spierkracht tegen. Wat voor kracht oefent de balpen dan uit?
A
• spankracht
B
• spierkracht
C
• veerkracht
D
• zwaartekracht
Slide 10 - Quiz
Lees de beschreven vier gebeurtenissen. Bij welke gebeurtenis wordt spierkracht uitgeoefend?
A
• Bij voetbal wordt een bal in het doel geschopt.
B
• Bladeren worden van een boom geblazen.
C
• Een uitgerekte veer springt terug in zijn beginvorm.
D
• Een zware halter valt op de grond.
Slide 11 - Quiz
Bekijk de foto’s in figuur 7.
Waaraan kun je zien dat er een kracht werkt:
a/ op het elastiek?
Slide 12 - Open question
Bekijk de foto’s in figuur 7.
Waaraan kun je zien dat er een kracht werkt:
b/ op de polsstok?
Slide 13 - Open question
Bekijk de foto’s in figuur 7.
Waaraan kun je zien dat er een kracht werkt:
c/ op de auto?
Slide 14 - Open question
Bekijk figuur 7a nog eens. Er werken twee krachten.
a/ Hoe heet de kracht waardoor het elastiek uitrekt?
Slide 15 - Open question
Bekijk figuur 7a nog eens. Er werken twee krachten.
b/ Hoe heet de kracht die op de handen van de jongen werkt?
Slide 16 - Open question
Kijk nog eens naar figuur 7a. De jongen beweegt zijn handen wat verder naar beneden.
Leg uit wat er dan gebeurt met de veerkracht van het elastiek.
Slide 17 - Open question
In figuur 9 zie je hoe je een magneet kunt laten zweven met behulp van een andere magneet. Op de onderste magneet werken drie krachten.
Noteer de juiste krachten.
b. De ...... zorgt ervoor dat de magneet niet naar beneden valt.
Slide 18 - Open question
In figuur 9 zie je hoe je een magneet kunt laten zweven met behulp van een andere magneet. Op de onderste magneet werken drie krachten. Noteer de juiste krachten.
c/. De ...... in het touw zorgt ervoor dat de onderste magneet niet naar de bovenste magneet toe beweegt.
Slide 19 - Open question
Op welke manier vervormt: a/ het rubber van een massief stuiterballetje?
A
elastisch
B
plastisch
Slide 20 - Quiz
Op welke manier vervormt: b/ de klei waarmee een pottenbakker werkt?
A
elastisch
B
plastisch
Slide 21 - Quiz
Op welke manier vervormt: c/ de kunststof waarvan een duikplank is gemaakt?
A
elastisch
B
plastisch
Slide 22 - Quiz
Op welke manier vervormt: d/ het schuimrubber binnen in een matras?
A
elastisch
B
plastisch
Slide 23 - Quiz
Op welke manier vervormt: e/ het staal van het veertje in een balpen?
A
elastisch
B
plastisch
Slide 24 - Quiz
Is de vervorming van het onderstreepte voorwerp elastisch of plastisch in de beschreven situaties? c/ Een loodgieter maakt een bocht in een koperen buis.
A
elastisch
B
plastisch
Slide 25 - Quiz
Is de vervorming van het onderstreepte voorwerp elastisch of plastisch in de beschreven situaties? d/ Een dunne tak buigt door als er een kat op zit.
A
elastisch
B
plastisch
Slide 26 - Quiz
Is de vervorming van het onderstreepte voorwerp elastisch of plastisch in de beschreven situaties? e/ Theo rijdt een deuk in zijn nieuwe auto.