H1.1 Krachten herkenen uitwerking

H1.1 Krachten herkenen uitwerking
1 / 27
next
Slide 1: Slide
naskMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H1.1 Krachten herkenen uitwerking

Slide 1 - Slide

Vul in.
Krachten kun je niet voelen of zien, maar je kunt ...... van de kracht wel zien.

Slide 2 - Open question

a/ Wat kunnen krachten aan een voorwerp veranderen?

Slide 3 - Open question

b/ Een beweging kan op twee manieren veranderen:
• doordat de ..........
• doordat de ......... verandert waarin het voorwerp beweegt.

Slide 4 - Open question

Een touw staat strakgespannen.

Welke kracht werkt er in het touw?




Een touw staat strakgespannen.
Welke kracht werkt er in het touw?



A
• spankracht
B
• spierkracht
C
• veerkracht
D
• zwaartekracht

Slide 5 - Quiz

Je kunt een kracht tekenen als een pijl.
Vul de juiste woorden in.
a. Het aangrijpingspunt van de pijl geeft de ...... aan waar de kracht wordt uitgeoefend.

Slide 6 - Open question

Je kunt een kracht tekenen als een pijl.
Vul de juiste woorden in.
b. De richting van de pijl geeft de ........ aan waarin de kracht werkt.

Slide 7 - Open question

Je kunt een kracht tekenen als een pijl.
Vul de juiste woorden in.
c. De lengte van de pijl geeft aan hoe ........ de kracht is.

Slide 8 - Open question

Iedere magneet heeft een noordpool en een zuidpool. Je brengt een noordpool van een magneet bij een zuidpool van een andere magneet.
Wat kun je zeggen over de krachten op de twee magneten?
A
• Er werken alleen aantrekkende krachten.
B
• Er werken alleen afstotende krachten.
C
• Er werken zowel aantrekkende als afstotende krachten.

Slide 9 - Quiz

Als je het knopje van een balpen indrukt, werkt de balpen je spierkracht tegen.
Wat voor kracht oefent de balpen dan uit?

A
• spankracht
B
• spierkracht
C
• veerkracht
D
• zwaartekracht

Slide 10 - Quiz

Lees de beschreven vier gebeurtenissen.
Bij welke gebeurtenis wordt spierkracht uitgeoefend?

A
• Bij voetbal wordt een bal in het doel geschopt.
B
• Bladeren worden van een boom geblazen.
C
• Een uitgerekte veer springt terug in zijn beginvorm.
D
• Een zware halter valt op de grond.

Slide 11 - Quiz


Bekijk de foto’s in figuur 7.
Waaraan kun je zien dat er een kracht werkt:
a/ op het elastiek?

Slide 12 - Open question


Bekijk de foto’s in figuur 7.
Waaraan kun je zien dat er een kracht werkt:
b/ op de polsstok?

Slide 13 - Open question


Bekijk de foto’s in figuur 7.
Waaraan kun je zien dat er een kracht werkt:
c/ op de auto?

Slide 14 - Open question


Bekijk figuur 7a nog eens. Er werken twee krachten.

a/ Hoe heet de kracht waardoor het elastiek uitrekt?

Slide 15 - Open question


Bekijk figuur 7a nog eens. Er werken twee krachten.

b/ Hoe heet de kracht die op de handen van de jongen werkt?

Slide 16 - Open question


Kijk nog eens naar figuur 7a. De jongen beweegt zijn handen wat verder naar beneden.

Leg uit wat er dan gebeurt met de veerkracht van het elastiek.

Slide 17 - Open question


In figuur 9 zie je hoe je een magneet kunt laten zweven met behulp van een andere magneet. Op de onderste magneet werken drie krachten.
Noteer de juiste krachten.
b. De ...... zorgt ervoor dat de magneet niet naar beneden valt.

Slide 18 - Open question


In figuur 9 zie je hoe je een magneet kunt laten zweven met behulp van een andere magneet. Op de onderste magneet werken drie krachten. Noteer de juiste krachten.
c/. De ...... in het touw zorgt ervoor dat de onderste magneet niet naar de bovenste magneet toe beweegt.

Slide 19 - Open question

Op welke manier vervormt:
a/ het rubber van een massief stuiterballetje?

A
elastisch
B
plastisch

Slide 20 - Quiz

Op welke manier vervormt:
b/ de klei waarmee een pottenbakker werkt?

A
elastisch
B
plastisch

Slide 21 - Quiz

Op welke manier vervormt:
c/ de kunststof waarvan een duikplank is gemaakt?

A
elastisch
B
plastisch

Slide 22 - Quiz

Op welke manier vervormt:
d/ het schuimrubber binnen in een matras?

A
elastisch
B
plastisch

Slide 23 - Quiz

Op welke manier vervormt:
e/ het staal van het veertje in een balpen?

A
elastisch
B
plastisch

Slide 24 - Quiz

Is de vervorming van het onderstreepte voorwerp elastisch of plastisch in de beschreven situaties?
c/ Een loodgieter maakt een bocht in een koperen buis.

A
elastisch
B
plastisch

Slide 25 - Quiz

Is de vervorming van het onderstreepte voorwerp elastisch of plastisch in de beschreven situaties?
d/ Een dunne tak buigt door als er een kat op zit.

A
elastisch
B
plastisch

Slide 26 - Quiz

Is de vervorming van het onderstreepte voorwerp elastisch of plastisch in de beschreven situaties?
e/ Theo rijdt een deuk in zijn nieuwe auto.

A
elastisch
B
plastisch

Slide 27 - Quiz