Hoofdstuk 1 §2 les 1 en 2 week 3

Ongelijkheid en emancipatie 
1 / 41
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 41 slides, with text slides and 7 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Ongelijkheid en emancipatie 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

vragen paragraaf 1
  1. Wat was de machtsverhouding tussen koning en parlement voor 1848?
  2. Wat veranderde er met de grondwet van 1848
  3. Hoe werd het parlement echt de baas in Nederland
timer
5:00

Slide 3 - Slide

Situatie grondwet na 1848
  • Er was sprake van Censuskiesrecht. Alleen mensen die belasting betalen (dus rijke mannen) mogen stemmen
  • Vrouwen hebben nog geen stemrecht dus alleen rijke mannens stemmen
  • Ongeveer 11% van de mannen mag maar stemmen 




Slide 4 - Slide

Liberalen
Veel rijke mannen stemmen voor hun eigen club -> andere rijke mannen 
Hierdoor kregen de liberalen de overhand in het parlement en dus de macht

Slide 5 - Slide

Liberalen 
vrijheid burgers heel belangrijk 
Overheid moet zich zo min mogelijk met de samenleving bemoeien 
Alleen zorgen voor orde en veiligheid

Slide 6 - Slide

Situatie grondwet na 1848
  • Naast Censuskiesrecht was er ook een Districtenstelsel


  • Elk district kiest zijn eigen

     vertegenwoordiger voor

     het parlement → Voor elk district is
      er een zetel in de 2e kamer 



Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Vraag paragraaf 2
- Hoe werd in 1848 de Tweede Kamer gekozen?

Slide 9 - Slide

2.2 Het kiesrecht breidt zich uit 1848-1887

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

 DRIE POLITIEKE GROEPEN
  • LIBERALEN: vrijheid staat centraal

  • SOCIALISTEN: iedereen is gelijk, regering moet zorgen voor betere leef- en werkomstandigheden van de arbeiders

  • CONFESSIONELEN: geloof is belangrijk (protestanten en katholieken)

Slide 12 - Slide

Waarom ontstaan politieke partijen?
  • Katholieken voelen zich achtergesteld. Zij strijden voor emancipatie: gelijke rechten als protestanten

  • Socialisten willen de sociaal zwakkeren helpen.

  • Tegen de ideeën van de Liberalen  (vooral protestanten)

Slide 13 - Slide

Liberalen

  • 1885: Liberale Unie
  • Nachtwakersstaat: overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid
  • Economie helemaal vrij laten
  • Sociale wetten kosten teveel geld
  • "hogere burgerij": advocaten, dokters, rijke handelaren
  • Rechts in de politiek

Slide 14 - Slide

Protestanten
  • 1879: A.R.P.: Kuyper

  • "kleine luyden" : boeren, arbeiders, kleine winkeliers


  • kiesrecht voor het mannelijke hoofd van het gezin

Slide 15 - Slide

Socialisten
  • 1894: S.D.A.P.
  • Troelstra
  • Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen
  • Betere arbeidersomstandigheden (o.a. meer loon)
  • Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht (ook met stakingen en demonstraties)
  • Links in de politiek

Slide 16 - Slide

Katholieken
  • Protestantisme was het officiële geloof in Nederland
  • Katholieken achtergesteld
  • 1926: Schaepman: R.K.S.P.
  • Limburg, Noord-Brabant

Slide 17 - Slide


Caoutchouc-artikel
1887



  • De 'rubberen regel' komt in de Grondwet, waarbij het kiesrecht wordt gegeven aan volwassen mannen 'die daarvoor geschikt zijn'.
  • Dat klinkt vaag, en dat was ook de bedoeling: de eisen konden steeds worden verlaagd. Aan deze 'rubberen' flexibiliteit dankt het artikel haar naam.

Slide 18 - Slide

caouthcouc-artikel 
kiesrecht geven aan mensen die een bepaald bedrag aan huur betalen 
Kiesrecht aan mensen die een bepaald inkomen hadden 

Gevolg : 1913 : 65% mannen mag stemmen 

Slide 19 - Slide


Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Emancipatie
tweede helft 19e eeuw: arbeiders, protestanten en katholieken voelen zich achtergesteld 
ze willen gelijke rechten - Emancipatie 

Slide 22 - Slide

Zuilen 
Mensen voelen zich alleen thuis in eigen groep

Daarom heeft elke club ( bvb socialisten of protestanten ) zijn eigen vereneginen 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Eigen rechten 
Vanuit groepen komen arbeiders, protestanten en katholieken op voor belangen

HEbben ook eigen vakbonden, kranten, radio omroepen
Dit noemen we verzuiling

Slide 29 - Slide

SDAP (Sociaal Democratische Arbeiders Partij)
ARP (Anti-Revolutionaire Partij)

Slide 30 - Slide

RKSP (Rooms-Katholieke Staatspartij)
Vrijheidsbond

Slide 31 - Slide

Maarten Luther
De protestantse zuil kun je vaak herkennen aan het gebruik van namen van personen die (in de geschiedenis) belangrijk voor de protestantse kerk waren.
Christelijke Werklieden Vereeniging
De protestantse zuil gebruikt vrijwel altijd de termen: Christelijk of Protestants-Christelijk
Stoere arbeider
De arbeider wordt hier 'stoer' afgebeeld: gespierd met opgestroopte mouwen.
Klok
De klok is het symbool van zowel een nieuwe dag, als het oproepen om gehoor te geven aan de oproep van de arbeiders beweging.
Opkomende zon
Dit is het teken van een nieuwe dag: een nieuw en positief begin.

Slide 32 - Slide

Pieter Jelles Troelstra (SDAP)
Ferdinand Domela Nieuwenhuis (SDB)

Slide 33 - Slide

Herman Schaepman (Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen)
Abraham Kuyper (ARP)

Slide 34 - Slide

Johan Rudolf Thorbecke (Liberalen)

Slide 35 - Slide

De schoolstrijd
Belangrijk conflict over het onderwijs
Openbaar vs Bijzonder  onderwijs

Slide 36 - Slide

Openbaar Onderwijs

Openbare scholen

Onderwijs volgens vaste staatsregels

Staat betaalt wel
Bijzonder Onderwijs

Katholieke en protestante scholen

Onderwijs volgens regels eigen godsdienst 

Staat betaalt niet

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Video

vragen paragraaf 2
-Hoe breidde het kiesrecht zich tussen 1848 en 1887 uit?
- Hoe kwamem de socialisten op voor hun rechten?

Slide 39 - Slide

vragen paragraaf 2
-Hoe breidde het kiesrecht zich tussen 1848 en 1887 uit?
- Hoe kwamem de socialisten op voor hun rechten?

Slide 40 - Slide

KEIHARD AAN HET WERK
Afmaken paragraaf 2.3 + de verdieping 

Slide 41 - Slide