B2A toetsvoorbereiding

Toetsvoorbereiding basis 2
LEESVAARDIGHEID
- leesstrategieën
- onderwerp en hoofdgedachte
- alineaverbanden en signaalwoorden
- soorten inleidingen en afsluitingen


1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Toetsvoorbereiding basis 2
LEESVAARDIGHEID
- leesstrategieën
- onderwerp en hoofdgedachte
- alineaverbanden en signaalwoorden
- soorten inleidingen en afsluitingen


Slide 1 - Slide

leesstrategieën
globaal lezen: tekst snel bekijken door titel, inleiding en tussenkopjes te bekijken 
zoekend lezen: gebruik je om antwoorden te zoeken op internet of in een tekst (met behulp van trefwoorden)
nauwkeurig lezen: tekst van begin tot eind heel precies lezen, daarbij let je op signaalwoorden.
studerend lezen: gebruik je als je iets wilt leren, daarbij onderstreep je belangrijke woorden of zinnen en bedenk je welke vragen er over de tekst gesteld zouden kunnen worden.

Slide 2 - Slide

Als ik een recept moet volgen om een biefstuk te bakken, dan gebruik...
A
Globaal lezen
B
Zoekend lezen
C
Nauwkeurig lezen
D
Studerend lezen

Slide 3 - Quiz

Als ik voor M&M een toets heb en daarvoor moet ik een tekst goed begrijpen, gebruik ik...
A
Globaal lezen
B
Zoekend lezen
C
Nauwkeurig lezen
D
Studerend lezen

Slide 4 - Quiz

Als ik snel wil weten waar de tekst over gaat, dan gebruik ik...
A
Globaal lezen
B
Zoekend lezen
C
Nauwkeurig lezen
D
Studerend lezen

Slide 5 - Quiz

Onderwerp en hoofdgedachte
onderwerp: daar waar de tekst over gaat --> vaak in een paar woorden samen te vatten.
Hoofdgedachte: dat wat de schrijver vertelt over het onderwerp --> vaak in één of twee zinnen samen te vatten.

Slide 6 - Slide

De hoofdgedachte bevat meer woorden dan het onderwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Benoem het onderwerp en de hoofdgedachte uit de volgende tekst: 'Ik vind dat roken verboden moet worden. Hoewel de prijs van een pakje sigaretten al flink gestegen is, blijven velen het toch kopen. Sigaretten zijn schadelijk voor je longen, ook krijg je er gele tanden van en heb je meer kans op ziektes als je rookt. Alleen daarom al zou roken verboden moeten worden.'

Slide 8 - Open question

Alineaverbanden en signaalwoorden
Alineaverbanden: maken een tekst makkelijker te begrijpen. 
Voorbeelden: oorzaak-gevolg, doel-middel, voorbeeld-uitleg, mening-argument, tijd, opsomming, samenvatting, conclusie
Signaalwoorden: laten jou zien wanneer welk alineaverband in een tekst aanwezig is
voorbeelden: maar, dus, echter, ten eerste, ten slotte, ook, bovendien, vroeger, daarentegen, daarom, waardoor, met behulp van, samenvattend

Slide 9 - Slide

Oorzaak-gevolg 
'Ik heb morgen een toets, daarom leer ik vandaag extra goed voor het vak Nederlands.'

signaalwoorden: daarom, waardoor, hierdoor, de oorzaak hiervan is, met als gevolg

Slide 10 - Slide

Middel-doel
Door deze herhalingsles ga ik morgen een goed cijfer halen.

signaalwoorden: door, met, waarmee, daarmee, met behulp van

Slide 11 - Slide

uitleg - voorbeeld
Alineaverbanden zijn te herkennen aan signaalwoorden. Zo geven signaalwoorden bijvoorbeeld aan wanneer er een verband komt.

signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, zoals, ter illustratie

Slide 12 - Slide

Mening - argument
Ik vind dat we meer moeten lezen op school, want thuis gamen jullie namelijk alleen maar en daar pakken jullie ook geen boek.

signaalwoorden: naar mijn mening, trouwens, want, namelijk, overigens, daarbij komt.

Slide 13 - Slide

Tegenstelling
Lezen is natuurlijk niet altijd leuk, maar het is wel heel belangrijk. Echter hebben we maar weinig tijd over om dit te doen.

signaalwoorden: echter, maar, aan de ene kant, aan de andere kant, toch, integendeel, enerzijds, anderzijds 

Slide 14 - Slide

Tijd
Eerst ben ik vanochtend opgestaan. Toen heb ik ontbeten en daarna heb ik mijn tas ingepakt.

signaalwoorden: eerst, toen, daarna, tot slot, vervolgens, nadat, dan, hierna. 

Slide 15 - Slide

Opsomming
Ik houd ontzettend van patat. Ook eet ik heel graag sushi en vis.  Daarnaast ga ik natuurlijk ook graag naar de Mac.

signaalwoorden: ook, en, bovendien, daarnaast, eveneens, tevens, verder, ten eerste, ten tweede.

Slide 16 - Slide

Conclusie
ik lust dus best wel veel dingen. Concluderend: ik ben een makkelijke eter!

signaalwoorden: dus, concluderend, dat betekent, om die reden, dus, vandaar

Slide 17 - Slide

'Ik eet heel graag lekkere dingen maar daar word ik dik van dus dat moet ik niet elke dag doen.'
Welk verband zit in deze zin?
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijd
D
Samenvatting

Slide 18 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij 'oorzaak-gevolg'?
A
Maar
B
Dus
C
Waardoor
D
Met behulp van

Slide 19 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij 'middel-doel'?
A
Hiermee
B
Daardoor
C
Dus
D
Echter

Slide 20 - Quiz

Bedenk een zin met een tegenstelling erin.

Slide 21 - Open question

Soorten inleidingen 
reden: de schrijver legt uit waarom hij een tekst geschreven heeft.
opbouw: de schrijver legt uit welke informatie in de rest van de tekst aan bod komt. 
Belangrijkste info: bij nieuwsartikelen zet de schrijver de belangrijkste info al in de inleiding.
voorbeeld: de schrijver probeert je nieuwsgierig te maken door een situatie te beschrijven.
Mening: de schrijver geeft zijn mening over een onderwerp. 

Soms worden er twee soorten inleiding gecombineerd! 

Slide 22 - Slide

Welk soort inleiding zie je hier?
'In Deventer is er gisteren een kat uit de boom gehaald. Hij zat vast met zijn pootje. De brandweer moest eraan te pas komen om het beest te redden. Gelukkig maken dier en baasje het goed.'
A
Opbouw
B
Belangrijkste info
C
Voorbeeld
D
Reden

Slide 23 - Quiz

Welk soort inleiding zie je hier?
'Vandaag staat in het teken van 'De dag van de leraar'. Het leven van een leraar is soms best zwaar. Speciaal om alle leraren in het zonnetje te zetten schrijf ik dit artikel.'
A
Opbouw
B
Belangrijkste info
C
Voorbeeld
D
Reden

Slide 24 - Quiz

Soorten afsluitingen
Samenvatting: de schrijver vat samen wat in de rest van de tekst verteld is.
Conclusie: de schrijver trekt een conclusie over wat hij daarvoor verteld heeft.
Toekomstverwachting: de schrijver vertelt alvast iets wat hij in de toekomst verwacht.
Advies/waarschuwing: de schrijver geeft de lezer een advies of waarschuwing mee.
Vraag: de schrijver stelt een vraag die bij hem is opgekomen tijdens het schrijven van de tekst.


Slide 25 - Slide

Welke soort afsluiting zie je hier?
'In dit artikel heb ik verteld wat het verschil is tussen iPhones en Samsung, welke telefoon beter is en wat de prijzen zijn van deze telefoons.'
A
Samenvatting
B
Conclusie
C
Toekomstverwachting
D
Advies of waarschuwing

Slide 26 - Quiz

Welke soort afsluiting zie je hier?
'Na het schrijven van dit artikel schoot me wel iets te binnen. Wat nu als wij nu helemaal geen telefoons hadden? Denk daar maar eens over na...'
A
Samenvatting
B
Conclusie
C
Vraag
D
Toekomstverwachting

Slide 27 - Quiz

Aan de slag!
Oefenbladen maken
    - les 1, 2, 3 (leesstrategieën)
    - les 9, 10, 11 (leesstrategieën en hoofdgedachte/onderwerp)
    - les 17, 18, 19, 25 (alineaverbanden)
    -  les 26, 27 (soorten inleiding/afsluiting)


Slide 28 - Slide