Let op!
De tijd van de zin moet hetzelfde blijven!
Als een bedrijvende zin in de onvoltooide tijd staat, moet je in de lijdende zin het hulpwerkwoord worden gebruiken.
- Jip schopt de bal. (o.t.t.) --> De bal wordt door Jip geschopt.
- Jip schopte de bal. (o.v.t.)--> De bal werd door Jip geschopt.
Als je een bedrijvende zin in de voltooide tijd omzet in een lijdende zin, moet je het hulpwerkwoord zijn gebruiken.
- Jip heeft tegen de bal geschopt. (v.t.t)--> De bal is door Jip geschopt.
- Jip had tegen de bal geschopt. (v.v.t.) --> De bal was door Jip geschopt.