This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
WELCOME
4 Mavo
Slide 1 - Slide
Vorige week
- uitleg past simple
- uitleg present perfect
- uitleg past continuous
- opdrachten hierover gemaakt.
Slide 2 - Slide
Doel van deze lessenserie:
Aan het einde van deze lessenserie:
- kan ik een Engelse negatieve zin maken
- kan ik een Engelse vraag maken.
- kan ik een Engelse vraag in de negatieve vorm maken.
Slide 3 - Slide
Grammar 2: Negations
Je gebruikt een ontkenning om aan te geven dat iets NIET
zo is.
I did not do my homework
She didn't love me anymore
Slide 4 - Slide
Hoe maak ik een ontkenning?
Zet 'not' achter:
Een vorm van to be:
* am not => 'm not
* are not => aren't
* is not => isn't
Een vorm van to have got:
* have not got => haven't got
* has not got => hasn't got
En zet 'not' achter een hulpwerkwoord.
can => can not / can't
could => could not / couldn't
would => would not / wouldn't
should => should not / shouldn't
might => might not
etc.
Slide 5 - Slide
In alle andere gevallen:
Tegenwoordige tijd:
do + not = don't
does + not = doesn't (hierin zit de s, in andere ww niet!)
=> She doesn't walk to school)
Verleden tijd:
did + not = didn't
Slide 6 - Slide
Voorbeeldzin:
I like school
Follow the rules:
1) wat is het werkwoord in de zin?
2) is dit een vorm van to be, to have of een hulpww?
3) Ja? Gebruik hem en zet er not achter.
4) Nee? Gebruik dan een vorm van to do
a) I didn't like school
b) I don't like school
c) I like not school
d) I doesn't like school
Slide 7 - Slide
Overleg & Oefenen
Maak ontkennende zinnen:
1) She likes to play computer games.
2) He walked a lot last weekend.
3) Susie has got a lot of dogs.
4) Mohammed and Johnny bought some jeans yesterday.
5) My students love to work on their English.
=> Maak exercise 6 van de grammar reader (Teams)
Slide 8 - Slide
Vorige les:
- uitleg grammar 2: Negative sentence.
Je kunt een negatieve Engelse zin maken
Je beheerst het stappenplan
Slide 9 - Slide
Vervolg lessenserie
Grammar 3: Questions and negative questions.
(vragen en ontkennende vragen)
Slide 10 - Slide
Give an example of a question in English...
Slide 11 - Open question
Give an example of a negative question in English..
Slide 12 - Open question
Questions
Vraagzinnen kun je op twee manieren vormen.
1. Een vraag mag beginnen met een vorm van 'to be' (am, are is, was, were), met een vorm van "to have got" (have got en has got) of met één van de hulpwerkwoorden.
2. Vragen beginnen met do, does of did.
Slide 13 - Slide
Vraag - manier 1
Zie je een van deze vormen in de zin staan? To be, to have got of een hulpww?
Hulpww: can, could, will, should, may, might, must, ought to.
Dan zet je die vorm vooraan en de rest van de zin blijft hetzelfde.
Slide 14 - Slide
Examples
Dionne was the first to congratulate me. Was Dionne the first to congratulate me?
He has got a nice car. Has he got a nice car?
Slide 15 - Slide
Let op!
Vormen van to be: am, are, is, was, were Vormen van have got: have got, has got.
Zie je alleen have/has in de zin staan? Gebruik manier 2 om een vraag te maken!
Slide 16 - Slide
Vraag - manier 2
Zie je de werkwoorden van manier 1 niet in de zin staan?
Dan gebruik je do, does of did om een vraag te maken.
Do / Does > tegenwoordige tijd. Does bij she/he/it.
Do bij alle andere personen.
Did => verleden tijd (bij alle personen)
Slide 17 - Slide
Vraag - manier 2
Did => verleden tijd
Did bij alle personen gebruiken.
Did he work at the supermarket yesterday?
Gebruik je did in de vraag - 2e werkwoord als hele werkwoord
Slide 18 - Slide
Examples
I work in the supermarket every Saturday. Do I work in the supermarket every Saturday?
Peter plays the lead role in this show. Does Peter play the lead role in this show?
Na een vorm van 'to do' gebruik je het hele werkwoord.
Slide 19 - Slide
Maak een vraag: Mrs Menger loves to teach English
A
Do Mrs Menger love to teach English?
B
Does Mrs Menger loves to teach English?
C
Does Mrs Menger love to teach English?
D
Loves Mrs Menger to teach English?
Slide 20 - Quiz
Ontkennende vragen
Gebruik: - om te vragen om bevestiging - ergernis of ongeloof uit drukken
Can't you tell me more? Isn't the music too loud?
Slide 21 - Slide
Ontkennende vragen maken
Hoe maak je een ontkennende vraag? - Vorm van 'to be', 'to have got' of hulpwerkwoord
vooraan zetten - Not samenvoegen met het 1e ww
Rest van de vraag blijft hetzelfde.
Slide 22 - Slide
Maak een ontkennende vraagzin: My sister likes to go to school.
A
Likes my sister not to go to school?
B
Doesn't my sister like to go to school?
C
Doesn't my sister likes to go to school?
D
Don't my sister like to go to school?
Slide 23 - Quiz
Make a choice:
1) begin maken met exercises 7 and 8 Grammar Reader (Teams)
2) verder oefenen met de volgende dia.
Slide 24 - Slide
Overleg & Oefenen
Maak een vraagzin én een ontkennende vraagzin:
1. He likes school.
2. My dad has got a dog, called Mandy.
3. Mrs. Menger loves to go to New York.
4. We don't like Mondays!
5. My brother drives a beautiful Mustang.
Slide 25 - Slide
Waar heb ik nog vragen over? Ik wil nog graag extra uitleg over....
Slide 26 - Open question
Do: exercises 7 and 8 in your grammar reader (Teams)