Artikel maken 2

Artikel schrijven 2
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Artikel schrijven 2

Slide 1 - Slide

Examen artikel
Eigen artikel schrijven
Stappenplan

Slide 2 - Slide

Als je begint met een artikel schrijven is het belangrijk om:
A
een krant te hebben
B
te weten wat je publiek is
C
te weten wat voor soort tekst het is
D
dat het kort moet zijn

Slide 3 - Quiz

Schrijfdoel is alleen belangrijk voor Nederlands maar niet voor het schrijven.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

1. Vooraf schrijven bedenken
Wat is het:
Onderwerp 

Schrijfdoel

Doelgroep

Slide 5 - Slide

Opdracht 7 (vb)
Het vakblad van jouw sector heeft een rubriek waarin de werkdag van een beroepsbeoefenaar wordt beschreven. Jij bent gevraagd om voor de rubriek een artikel te schrijven over jouw werkdag. In het artikel vertel je hoe je werkdag eruitziet en wat je leuk en minder leuk vindt aan het werk dat je doet. Het vakblad wordt gelezen door mensen die in jouw sector werkzaam zijn.

Slide 6 - Slide

Wat zijn van dit artikel onderwerp, schrijfdoel en doelgroep?

Slide 7 - Open question

2. Schrijfplan/-schema

Slide 8 - Slide

2. Schrijfplan/-schema
Inleiding (1 alinea)
  • Belangstelling wekken
  • Onderwerp aankondigen
Middenstuk (mag meerdere alinea's/kopjes met deelonderwerpen)
  • Deelonderwerp 1
  • Deelonderwerp 2
  • Deelonderwerp 3
Slot (1 alinea)

Slide 9 - Slide

........... kan meerdere deelonderwerpen bevatten. Die deelonderwerpen herken je bijv. aan de tussenkopjes.
A
De inleiding
B
De kern
C
Het slot

Slide 10 - Quiz

Wat is een deelonderwerp?
A
Een onderwerp van een tekst
B
De titel
C
Een onderwerp van een alinea
D
De schrijver van een tekst

Slide 11 - Quiz

Wat is een deelonderwerp?
A
Een onderwerp van een hoofdstuk
B
Een aspect van het onderwerp
C
Een aspect van het slot
D
Het onderwerp van de inleiding

Slide 12 - Quiz

Hoe zou jij schrijven als je een artikel schrijft voor collega's? Welke woorden zou je bijvoorbeeld gebruiken?

Slide 13 - Open question

3. Taal aanpassen aan doelgroep

- relevante informatie
- zijn de woorden te makkelijk/moeilijk, of precies goed?
- toon in de tekst

Slide 14 - Slide

3. Taalgebruik aanpassen
Formeel taalgebruik:
  • duidelijk (de lezer kan de tekst in één keer begrijpen).
  • kort & bondig (de tekst bevat geen overbodige informatie).
  • beleefd (de tekst toont respect voor de lezer, vooral door de woordkeuze).
  • correct 

Informeel taalgebruik:
  • spreektaal (je schrijft zoals je spreekt).
  • taalgebruik is 'losjes' (voor vrienden, kennissen).

Slide 15 - Slide

Wat ga je als eerste doen als je een artikel gaat schrijven?

Slide 16 - Mind map

1. Vooraf schrijven bepalen:
Onderwerp -> wat weet ik van het onderwerp, wat moet ik beschrijven volgens de opdracht, wat zijn mijn eigen ervaringen
Deelonderwerpen bedenken voor schrijfplan
Schrijfdoel -> welk doel heb ik (overtuigen/informeren?)
Doelgroep -> taalgebruik formeel/informeel, vaktaal, lastige woorden?

Slide 17 - Slide

2. Schrijfplan/-schema
  • Maken op een kladblad -> helpt je echt bij het schrijven van het uiteindelijk deel.
  • Inleiding, kern/middenstuk met kopjes, slot indelen.
  • Trefwoorden/deelonderwerpen erbij zetten.
Bij het examen heb je het boekje met de opdracht en ruimte voor schrijven, hier moet de nette versie in. De kladblaadjes zijn dus voor het klad! 

Slide 18 - Slide

3. Taalgebruik aanpassen
Nadenken wat passend is.
Formeel/informeel - toon.
Woorden (te lastig of makkelijk).

Dit toepassen in je schrijven.

Slide 19 - Slide

Stappenplan artikel schrijven
  1. Nadenken over: onderwerp, schrijfdoel, doelgroep.
  2. Schrijfplan/-schema maken - uitwerken - skelet van je artikel
  3. Nadenken over je taalgebruik
  4. SCHRIJVEN!

Slide 20 - Slide

Aan de slag!
Opdracht op bladzijde 226/227 (artikel Parijs) en 230/231 (artikel werkdag)
Scan gemaakt voor wie geen boek heeft (wil je chatten als dat het geval is).

Slide 21 - Slide