Homoniemen

Ga naar lessonup.nl en vul de onderstaande code in.

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 6

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ga naar lessonup.nl en vul de onderstaande code in.

Slide 1 - Slide

Wat is een homonien?
Een woord met meerdere betekenissen. 

Slide 2 - Slide

 bank voor geldzaken
bank om op te zitten

Slide 3 - Slide

zeehonden op een zandbank

Slide 4 - Slide

bank
De zeeman moest nodig naar de bank. Daar lag zijn schip aan de grond en kon niet meer verder varen.  Met een bootje voer hij er naar toe om en hij zat een beetje onrustig op het bankje in het bootje.  Ne een half uur roeien kwam hij bij zijn schip aan. Toen hij de schade aan zijn schip zag dacht hij: ik moet naar de bank.

Slide 5 - Slide

kater
kater

Slide 6 - Slide

kater
De man heeft een kater. Het beestje heet Max. Het ligt altijd op de bank.

De man heeft een kater. Hij heeft hoofdpijn en voelt zich moe, want gisteren heeft hij te veel bier gedronken.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Ik klik op de MUIS om naar de site te gaan.
A
B

Slide 14 - Quiz

De dakloze man is erg ARM.
A
B

Slide 15 - Quiz

Met mijn OOR kan ik horen.
A
B

Slide 16 - Quiz

Doe jij de chocoladedrank even in een mijn KOP?
A
B

Slide 17 - Quiz

Er schijnt een LICHT door het raam naar binnen.
A
B

Slide 18 - Quiz

Wat betekent hart?
Er zijn TWEE antwoorden goed.
A
Een vorm
B
Een dans
C
Een kleur
D
Een orgaan

Slide 19 - Quiz

Wat betekent bank?
Er zijn TWEE antwoorden goed.
A
Waar je op kunt zitten
B
Waar je geld op zet
C
Waar je op kunt dansen
D
De binnenkant van je hand

Slide 20 - Quiz

Wat betekent bus?
Er zijn DRIE antwoorden goed.
A
Wat in je wond zit
B
Waar je eten in kunt bewaren
C
Waar je brieven in kunt doen (brievenbus)
D
Die kan rijden

Slide 21 - Quiz

Wat betekent mokken?
Er zijn TWEE antwoorden goed.
A
waar je uit kunt drinken
B
geiten
C
mopperen
D
waar je mee kunt schrijven

Slide 22 - Quiz

bus
Waarom is dit grappig?

Slide 23 - Slide

post
Leg uit wat hier verkeerd is gegaan?

Slide 24 - Slide

uitklappen
De stoel is uitgeklapt.

In welke twee betekenissen wordt het woord klappen hier gebruikt?

Slide 25 - Slide

wat zijn homoniemen?

Slide 26 - Mind map