woorden met verschillende betekenissen

homoniemen
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 6

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

homoniemen

Slide 1 - Slide

 bank voor geldzaken
bank om op te zitten

Slide 2 - Slide

zeehonden op een zandbank

Slide 3 - Slide

bank
De zeeman moest nodig naar de bank. Daar lag zijn schip aan de grond en kon niet meer verder varen.  Met een bootje voer hij er naar toe om en hij zat een beetje onrustig op het bankje in het bootje.  Ne een half uur roeien kwam hij bij zijn schip aan. Toen hij de schade aan zijn schip zag dacht hij: ik moet naar de bank.

Slide 4 - Slide

arm
arm

Slide 5 - Slide

akkoord
akkoord

Slide 6 - Slide

de zangeres bereikte een akkoord met de platenmaatschappij.
A
deal
B
overeenkomst
C
muzieknoten
D
liedje

Slide 7 - Quiz

De gitarist speelde een moeilijk akkoord op zijn gitaar.
A
muzieknoten die samen klinken
B
1 muziek noot
C
deal
D
overeenkomst

Slide 8 - Quiz

wat zijn homoniemen?

Slide 9 - Mind map

bus voor vervoer
bus om iets in te bewaren

Slide 10 - Slide

kater
kater

Slide 11 - Slide

kater
De man heeft een kater. Het beestje heet Max. Het ligt altijd op de bank.

De man heeft een kater. Hij heeft hoofdpijn en voelt zich moe, want gisteren heeft hij te veel bier gedronken.

Slide 12 - Slide

Doe jij de chocoladedrank even in een mijn kop?
A
hoofd
B
beker

Slide 13 - Quiz

Er schijnt een licht door het raam naar binnen.
A
niet zwaar
B
een schijnsel

Slide 14 - Quiz

bus
Waarom is dit grappig?

Slide 15 - Slide

post
Leg uit wat hier verkeerd is gegaan?

Slide 16 - Slide

uitklappen
De stoel is uitgeklapt.

In welke twee betekenissen wordt het woord klappen hier gebruikt?

Slide 17 - Slide