mavo 3 - woordenschat H5

Woordenschat
Figuurlijk taalgebruik

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Woordenschat
Figuurlijk taalgebruik

Slide 1 - Slide

Lesdoelen

Aan het eind van de les:
Weet je wat een understatement en een overdrijving is.
Weet je wat een eufemisme is
Is je woordenschat weer wat groter :-)


Slide 2 - Slide

Eufemisme 
Als je een eufemisme gebruikt, zeg je iets zo dat het als minder erg of hard overkomt. 
Dat doe je dan om een pijnlijke situatie te verzachten en om te voorkomen dat je iemand kwetst. 

Je zegt: Hij gaat creatief om met de waarheid; je bedoelt: Hij liegt.

Slide 3 - Slide

Understatement
Je gebruikt mooie woorden om iets minder erg te maken. 

Je bent een paar pondjes aangekomen.
Verschil met eufemisme: spottend

Slide 4 - Slide

Overdrijving VS. understatement
Overdrijving: iets wordt sterker of groter gemaakt dan dat het is. 
bv. Ben je er eindelijk? Ik sta al uren op je te wachten!

                                  - Deze twee staan tegenover elkaar -

Understatement: iets wordt afgezwakt of minder erg gemaakt. 
bv. Je hebt een twee voor je toets. Je hebt dus wel een paar foutjes gemaakt. 

Slide 5 - Slide

We verzuipen in het werk
A
understatement
B
overdrijving
C
eufemisme

Slide 6 - Quiz

Ik heb je nu al voor de honderdste keer gewaarschuwd.
A
understatement
B
overdrijving
C
eufemisme

Slide 7 - Quiz

In de vakantie is in ons huis ongewenst bezoek geweest.
A
eufemisme
B
overdrijving
C
understatement

Slide 8 - Quiz

De hond doet zijn behoefte altijd bij ons voor de deur.
A
understatement
B
overdrijving
C
eufemisme

Slide 9 - Quiz

Na de gymles kwamen we met onze tong op de schoenen bij Engels aan.
A
understatement
B
overdrijving
C
eufemisme

Slide 10 - Quiz

Ik zit tussen twee banen.
A
Overdrijving
B
Understatement
C
Eufemisme

Slide 11 - Quiz

Voor welk woord is 'tussen twee banen' een eufemisme?

Slide 12 - Open question

Het gaat slecht met het bedrijf en de directie gaat reorganiseren.
A
understatement
B
overdrijving
C
eufemisme

Slide 13 - Quiz

Hij heeft een glaasje te veel op.
A
understatement
B
overdrijving
C
eufemisme

Slide 14 - Quiz

Eufemisme?
Een deel van het personeel zal moeten afvloeien.

A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Ik heb van de zenuwen geen oog dicht gedaan.
A
understatement
B
overdrijving
C
eufemisme

Slide 16 - Quiz

Eufemisme?
Het ongeluk was veroorzaakt door een dame van gevorderde leeftijd.

A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Tekenen is niet je grootste talent.
A
Overdrijving
B
Understatement
C
Eufemisme

Slide 18 - Quiz

14. Zij is geen katje om zonder handschoenen aan te pakken.
A
Zij kan heel snel agressief worden. Daar moet je voor oppassen
B
Als je die moeilijke zaak oppakt moet je voorzichtig zijn.
C
Zij kan fel reageren en daar moet je voorzichtig mee omgaan
D
Zij kan door een paar woorden iemand in de verleiding brengen. Daar moet je voor oppassen.

Slide 19 - Quiz

Moeilijke woorden

Slide 20 - Slide

woordenschat
Wat betekent belemmeren?
A
verhinderen
B
zeuren
C
remmen
D
jaloers zijn

Slide 21 - Quiz

Wat betekent 'vocabulaire'?
A
woordenboek
B
zinnen
C
onderwerpen
D
woordenschat

Slide 22 - Quiz

ejcatuq
Welk woord?

Slide 23 - Open question

Woordenschat:
wat betekent het woord ‘genereren’ in de zin:
Dat genereert werkstress en overwerk
A
laat
B
belooft
C
maakt
D
geeft

Slide 24 - Quiz

edelgne
welk woord?


Slide 25 - Open question

Vind het goede synoniem
Historie
Vete
Mondiaal
Variatie
Trend
Frictie
Wereldwijd
Mode
Geschiedenis
Wrijving
Ruzie
Verschil

Slide 26 - Drag question

einomerecsgninepo

Slide 27 - Open question

afdoende
A
vanaf gaan
B
voldoende
C
matte verf
D
gedaan

Slide 28 - Quiz

dregsigerees
Welk woord?

Slide 29 - Open question

Zoek de synoniemen bij elkaar. 
individueel
knus
visite
gunstig
kolossaal
experiment
proef
enorm
alleen
bezoek
voordelig
gezellig

Slide 30 - Drag question


TOP GEWERKT!
Heb je de stof begrepen ?

A
HEEL GOED
B
GOED
C
REDELIJK
D
NIET GOED

Slide 31 - Quiz