Om de zinsdelen te benoemen, voer je de
zinsdeelproef uit:
Stap 1: Zinsdelen zijn woorden of groepjes woorden die bij elkaar horen.
Stap 2: Alles wat vóór de pv staat is één /zinsdeel/.
Stap 3: Alles wat vóór de pv zou kunnen staan, is één zinsdeel.
Probeer zoveel mogelijk woorden bij elkaar in één zinsdeel te laten staan.
Bijvoorbeeld: / De vrolijke kinderen / krijgen / komende vrijdag / hun eerste rapport./