Donderdag 14 september herhaling grammatica

Ontleden zindelen
Ontleden zinsdelen
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Ontleden zindelen
Ontleden zinsdelen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je hoe je zinsdeelstrepen in een zin plaatst
  • weet je wat de persoonsvorm en het onderwerp zijn
  • heb je geoefend met het verdelen van een zin in zinsdelen 
  • heb je geoefend met benoemen van de persoonsvorm en het onderwerp


Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie het stappenplan van het ontleden van de zinsdelen tot en met het onderwerp weer uit je hoofd opnoemen en toepassen.

Groen = kennis = leren
Paars =  kunnen = oefenen 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Grammatica
  • Redekundig ontleden: zinsdelen benoemen
  • Taalkundig ontleden: woordsoorten benoemen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Elk stukje hoort erbij
Elke stukje van de zin hoort erbij en heeft dus een naam. 
Alle losse delen vormen samen de gehele zin.
Je kan het vergelijken met een puzzel. Een puzzel is ook niet compleet als er een stukje mist. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Wat wordt er bedoeld met het ontleden van zinnen?

Slide 6 - Mind map

This item has no instructions

Wat wordt er bedoeld met het ontleden van zinsdelen?

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

Welke zinsdelen ken je al?

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

De leerlingen moeten vandaag nog een dagje doorwerken.Wat is de PV?

Slide 9 - Mind map

This item has no instructions

Verdeel in zinsdelen:
De leerlingen moeten vandaag nog een dagje doorwerken.

Slide 10 - Open question

This item has no instructions

De leerlingen moeten vandaag nog een dagje doorwerken.
Wat is het O?

Slide 11 - Mind map

This item has no instructions

Werkwoord
  • drukt een handeling, situatie of gebeurtenis uit
  • kun je vervoegen
  • het hele werkwoord heet: infinitief

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm (PV)

Je zoekt eerst de persoonsvorm. Hoe doe je dat?
- Door de zin van tijd (tegenwoordige tijd/ verledentijd) te veranderen: tijd-proef
- Door de zin van getal te veranderen (meervoud/ enkelvoud): getal-proef
- De zin vragend te maken. De persoonsvorm komt dan als eerste woord te staan.

Voorbeeld:
De docent heeft het hele jaar Nederlands aan de onderbouw. gegeven.
- Tijd: De docent had het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. Het werkwoord dat van tijd veranderd is de persoonsvorm  had = heeft
- Getal: De docenten hadden het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. Het werkwoord dat met de meervoud mee veranderd is de persoonsvorm  hebben = heeft
- Vraag: heeft de docent het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven?  Heeft
De persoonsvorm onderstreep je en je zet het woord tussen strepen.
De docent | heeft | het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Strepen zetten/ zin verdelen in zinsdelen

Alles wat je voor de persoonsvorm kan plaatsen met behoud van de betekenis van de zin en correct geformuleerd is een zindeel en krijg dus een streep.

De docent heeft het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. 








Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Uitwerking
De docent  |heeft|  het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. 
De  niet
De docent  wel
De docent | heeft | het hele jaar Nederlands aan de onderbouw gegeven. 
Het  niet
Het hele  niet
Het hele jaar  wel
| De docent | heeft | het hele jaar | Nederlands aan de onderbouw gegeven. |
Nederlands  wel
| De docent | heeft | het hele jaar| Nederlands | aan de onderbouw gegeven, |
Aan  niet
Aan de  niet
Aan de onderbouw  wel
Eindresultaat:
De docent | heeft | het hele jaar| Nederlands | aan de onderbouw | gegeven. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

De puzzel van het ontleden
De puzzel moet compleet zijn en alle stukjes passen in elkaar en heb je nodig om de zin/puzzel compleet te krijgen.
Stap 1: PV = werkwoord, Je doet getalproef (ev-mv) of tijdproef (tt-vt).
Stap 2: zinsdeelstrepen plaatsen --> elk deel dat voor de ~PV kan en een correcte zin blijf = een zinsdeel

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp
Wie of wat (vaak een wie)
+
Persoonsvorm
=
het onderwerp


|Mevrouw Hooi | geeft |uitleg |over het redekundig ontleden.|
PV = geeft 
Wie of wat geeft? --> Mevrouw Hooi  --> O = Mevrouw Hooi


Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

De puzzel van het ontleden
De puzzel moet compleet zijn en alle stukjes passen in elkaar en heb je nodig om de zin/puzzel compleet te krijgen.
Stap 1: PV = werkwoord, Je doet getalproef (ev-mv) of tijdproef (tt-vt).
Stap 2: zinsdeelstrepen plaatsen --> elk deel dat voor de ~PV kan en een correcte zin blijf = een zinsdeel
Stap 3: O = Wie/wat + PV

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Lesdoel
Aan het einde van deze les kunnen jullie het stappenplan van het ontleden van de zinsdelen tot en met het onderwerp weer uit je hoofd opnoemen en toepassen.

Groen = kennis = leren
Paars =  kunnen = oefenen 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wat is stap 1 van het redekundig ontleden?
A
persoonsvorm zoeken
B
onderwerp zoeken
C
strepen zetten
D
werkwoordelijk gezegde zoeken

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
een werkwoord zoeken
B
het getal veranderen (meervoud - enkelvoud)
C
de zin van tijd veranderen (verleden tijd - tegenwoordige tijd)
D
geen idee

Slide 24 - Quiz

Getal-proef: zin veranderen van enkelvoud naar meervoud of van meevoud naar enkelvoud. 
V

Tijd-proef: zin van tijd veranderen. Tegenwoordige tijd wordt verleden tijd en andersom.

Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.


Wat is stap 2?
A
onderwerp benoemen
B
werkwoordelijk gezegde benoemen
C
lijdensvoorwerp benoemen
D
zinsdeelstrepen zetten

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Slepen maar!
Je moet de woorden verplaatsen en de woorden die 
samen een zinsdeel vormen op elkaar plaatsen. 
timer
2:00
maanden
Mevrouw
gaat
over
de
in
zetten.
Verspuij
drie
eerste
kerstboom
huis

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

wat is stap 3?
A
lijdend voorwerp benoemen
B
meewerkendvoorwerp benoemen
C
onderwerp benoemen
D
bijwoordelijke bepaling benoemen

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 28 - Open question

This item has no instructions

Voor vandaag heeft mevrouw Hooi weer een nieuwe LessonUp
gemaakt voor de leerlingen van 1b1.

Verdeel de zin in zinsdelen door de zinsdeelstrepen te plaatsen.
woord/woordgroep spatie | spatie woord/woordgroep

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Voor vandaag heeft mevrouw Verspuij weer een nieuwe LessonUp
gemaakt voor de leerlingen van 1u.
Wat is de PV?

Slide 30 - Mind map

This item has no instructions

Voor vandaag heeft mevrouw Verspuij weer een nieuwe LessonUp
gemaakt voor de leerlingen van 1u.
Wat is het O?

Slide 31 - Mind map

This item has no instructions

Ik kan de pv vinden, zinsdeelstrepen plaatsen en het onderwerp benoemen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je hoe je zinsdeelstrepen in een zin plaatst
  • weet je wat de persoonsvorm en het onderwerp zijn
  • heb je geoefend met het verdelen van een zin in zinsdelen 
  • heb je geoefend met het benoemen van de persoonsvorm en het onderwerp


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 35 - Open question

This item has no instructions