Herhaling van vorig jaar ( en een klein beetje van HS 1)
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2
This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
HS 1 Lezen + Woordenschat
Herhaling van vorig jaar ( en een klein beetje van HS 1)
Slide 1 - Slide
Lezen
Slide 2 - Slide
Welke leesstrategie kies je om het onderwerp van de tekst te vinden?
A
Orienterend lezen
B
Precies lezen
C
Globaal lezen
D
Alle drie.
Slide 3 - Quiz
Bij oriënterend lezen lees je de hele tekst.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Welke stappen onderneem je om het onderwerp van de tekst te vinden?
A
Ik lees de hele tekst en kijk welk woord het meeste wordt gebruikt.
B
Ik lees alleen de eerste en de laatste zin van elke alinea en stel mijzelf de vraag: Waarover gaat deze tekst?
C
Ik bekijk de tekst, lees de inleiding en stel mij zelf de vraag: Waarover gaat deze tekst?
D
Ik kijk naar de zin, zoek de pv en stel de vraag: Wie of wat + pv?
Slide 5 - Quiz
Wat is het belangrijkste doel van de eerste alinea?
A
Belangrijke personen voorstellen.
B
De aandacht trekken met een bijzonder verhaaltje.
C
Een uitleg over de opbouw van de tekst geven.
D
Het onderwerp van de tekst aankondigen.
Slide 6 - Quiz
Welke vraag stel je om het onderwerp van de tekst te vinden?
A
Moet je de tekst oriënterend lezen?
B
Moet je naar de titel kijken?
C
Welke tussenkopjes zijn er?
D
Waarover gaat de hele tekst?
Slide 7 - Quiz
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
geldverspilling
B
energieverspilling
C
het weggooien van eten
D
de Weggooitest
Slide 8 - Quiz
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
mbo-opleidingen in Nederland
B
onwenselijke situatie
C
stage mbo
D
stage voor illegale jongeren
Slide 9 - Quiz
Welke leesstrategieen ken je nog van vorig jaar?
Slide 10 - Mind map
Welke leessttrategie hoort waar bij?
Orienterend lezen
Globaal lezen
Precies lezen
Zoekend lezen
Het vinden van het onderwerp
Het vinden van de hoofdgedachte
Het vinden van deelonderwerpen
Het vinden van specifieke/ gerichte informatie.
Slide 11 - Drag question
Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1:
Om 07.00 uur valt de krant door de brievenbus. Voordat je naar school gaat, wil je snel weten wat het belangrijkste nieuws is.
Situatie 2:
Voor biologie moet je een werkstuk maken over klimaatverandering. Je hebt op een internet een tekst gevonden over het klimaat. Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
Situatie 3:
Je hebt morgen een toets over politieke besluitvormingen. Je leest de tekst in je boek maatschappijleer.
Situatie 4:
Je wilt een pretpark bezoeken en bent benieuwd naar de prijzen. Je bezoek de website van het pretpark.
Orienterend lezen
Globaal lezen
Precies lezen
Zoekend lezen
Slide 12 - Drag question
Uit welke volgorde bestaat een tekst?
A
Middenstuk, slot en inleiding
B
Slot, inleiding en middenstuk
C
Inleiding, middenstuk en slot
D
Inleiding en overige tekst.
Slide 13 - Quiz
Staat je deelonderwerp(en) genoemd in de tussenkopjes?
A
Ja
B
Nee
C
Het is mogelijk, maar hoeft niet.
Slide 14 - Quiz
Welke vraag stel jij jezelf om achter de hoofdgedachte te komen van de tekst?
A
Waarover gaat deze tekst?
B
Wat is het belangrijkste wat wordt gezegd over het onderwerp in de tekst?
C
Waarover gaat deze alinea?
D
Waar komt de tekst vandaan?
Slide 15 - Quiz
De hoofdgedachte bestaat uit:
A
1 woord
B
1 of 2 woorden
C
1 zin die alles samenvat
D
Meerdere zinnen
Slide 16 - Quiz
Woordenschat
Slide 17 - Slide
Welke woordraadstrategieen ken je nog?
Slide 18 - Mind map
De woordraadstrategieën van de vorige hoofdstukken
1. Synoniemen (HS 1) 2. Een omschrijving (HS 2) 3. Een voorbeeld (HS 3) 4. Een tegenstelling (HS 4) 5. Een bekend woorddeel (HS 5)
Slide 19 - Slide
Wat wordt bedoeld met een woordraadstrategie?
Slide 20 - Open question
Herhaling, wat was wat ook alweer?
Zoek naar een:
- synoniem (HS 1): zelfde betekenis van het woord
- omschrijving (HS 2): zoek een omschrijving van het woord
- voorbeeld (HS 3): zoek in de tekst naar een voorbeeld
- tegenstelling (HS 4): zoek naar tegenstellingen in de tekst
- bekend woorddeel (HS 5): zoek naar een bekend woorddeel
Slide 21 - Slide
Een bekend woorddeel zoeken
Als je de betekenis van een woord niet kent, kun je op zoek gaan naar een bekend deel van het woord (woorddeel)
Dit kan bij:
Woorden die samengesteld zijn (inkoopmedewerker)
Woorden met een voorvoegsel (ongezond)
Achtervoegsel (naamloos)
Woorden met een voor- én achtervoegsel. (ontelbaar)
Slide 22 - Slide
Wat is de betekenis van het voorvoegsel on-
Slide 23 - Open question
Wat is de betekenis van het achtervoegsel -vol
Slide 24 - Open question
Wat is de betekenis van het achtervoegsel -baar
Slide 25 - Open question
Wat doe je als EERSTE als je een moeilijk woord in de tekst tegenkomt?
A
Een woordenboek pakken en het woord opzoeken
B
Een passende woordraadstrategie gebruiken.
C
Nagaan of je de betekenis van het woord nodig hebt om de tekst te begrijpen.
Slide 26 - Quiz
Wat doe je als TWEEDE als je een moeilijk woord in de tekst tegenkomt?
A
Een woordenboek pakken en het woord opzoeken
B
Een passende woordraadstrategie gebruiken.
C
Nagaan of je de betekenis van het woord nodig hebt om de tekst te begrijpen.
D
Slide 27 - Quiz
Wat is GEEN voorbeeld van een woordraadstrategie?
A
synoniem zoeken
B
omschrijving zoeken
C
vooruit lezen
D
voorbeeld zoeken
Slide 28 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een woordraadstrategie?
A
woordenboek opzoeken
B
synoniem zoeken in de tekst
C
teruglezen
D
op google zoeken
Slide 29 - Quiz
Wat doe je als LAATSTE als je een moeilijk woord in de tekst tegenkomt?
A
Een woordenboek pakken en het woord opzoeken.
B
Een passende woordraadstrategie gebruiken.
C
Nagaan of je de betekenis van het woord nodig hebt om de tekst te begrijpen.
D
Slide 30 - Quiz
Hoe zoek je naar een bekend woorddeel?
A
kijken naar samengestelde woorden en voorvoegsels
B
kijken naar voorvoegsels en achtervoegsels
C
kijken naar samengestelde woorden en achtervoegsels
D
Kijken naar samengestelde woorden, voor- en achtervoegsels
Slide 31 - Quiz
Zoek in het woord dat je niet kent naar een.....................Bijvoorbeeld procentueel: je ziet het woord procent
A
voorbeeld
B
bekend woorddeel
C
achtervoegsel
D
een synoniem
Slide 32 - Quiz
Wat is de betekenis van het woord 'aanschaffen'?
A
kopen
B
verkopen
C
betalen
D
afrekenen
Slide 33 - Quiz
Wat betekent heldhaftig?
A
Dapper
B
Oplettend
C
Snel
D
Voorzichtig
Slide 34 - Quiz
Welke woordraadstrategie gebruik je?
De gemeente subsidieert de vereniging voor bejaarden.
___________
A
Voorbeeld
B
Synoniem
C
Bekend woorddeel
D
Omschrijving
Slide 35 - Quiz
Welke woordraadstrategie pas je toe?
Volgens psycholoog Paul Ekman zijn gezichtsuitdrukkingen onder alle volkeren en rassen.