Oefentoets 1.1 t/m 1.6

Oefentoets
 
hoofdstuk 1 (1.1 t/m 1.6)
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Oefentoets
 
hoofdstuk 1 (1.1 t/m 1.6)

Slide 1 - Slide

Wat is GEEN levenskenmerk?
A
Voeden
B
Ademen
C
Bewegen
D
Uitscheiden

Slide 2 - Quiz

Klik op de afbeelding om de tekst te lezen.

De informatie gaat over levenskenmerken van verschillende organismen, onder andere over voortplanting. Twee andere levenskenmerken zijn: uitscheiden en reageren op prikkels.

Gaat de informatie ook over deze andere levenskenmerken?
A
nee
B
alleen over uitscheiden
C
alleen over reageren op prikkels
D
over uitscheiden en reageren op prikkels

Slide 3 - Quiz

Noem de 5 groepen gewervelde dieren.

Slide 4 - Open question

Een Afrikaanse olifant en een Indische olifant lijken veel op elkaar.
Hoe zou je erachter kunnen komen of deze dieren tot dezelfde soort behoren?

Slide 5 - Open question

Wat is de naam van de klaproos?
Gebruik de determinatietabel
A
Bleke klaproos
B
Ruige klaproos
C
Grote klaproos
D
Atlas klaproos

Slide 6 - Quiz

Hoe heet onderdeel 1?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Vacuole
D
Cytoplasma

Slide 7 - Quiz

Laura bekijkt onder de microscoop haar eigen wangslijmvliescellen.
Welk onderdeel ontbreekt in deze cellen?
A
celkern
B
celmembraan
C
celwand
D
cytoplasma

Slide 8 - Quiz

Wat is de functie van de vacuole?

Slide 9 - Open question

Wat zorgt voor stevigheid in houtachtige planten?
A
De celwand
B
De houtstof in de celwand
C
De vacuole
D
De celwand en vacuole

Slide 10 - Quiz

Wat zie je hier?
A
Een cel
B
Een weefsel
C
Een orgaan
D
Een orgaanstelsel

Slide 11 - Quiz

Uit welk rijk komt het organisme waarvan dit een microscopische foto is?
A
Dierenrijk
B
Schimmelrijk
C
Bacterierijk
D
Plantenrijk

Slide 12 - Quiz

Groot








Klein
Organisme
Orgaanstelsel
Orgaan
Weefsel
Cellen

Slide 13 - Drag question

- Dieren hebben veel verschillende ________
- Cellen van mensen hebben                                                 ____________ kenmerken als cellen van dieren.
-De __________  regelt alles wat er in de cel gebeurt.
-Een dierlijke cel bestaat voor een groot deel 
uit _____
-Om de cellen van dieren ligt een _________
Dezelfde 
Celmembraan 
Cytoplasma
Celkern 
Cellen 

Slide 14 - Drag question

In welk van deze tekeningen wordt spierweefsel weergegeven?
A
R
B
S
C
T

Slide 15 - Quiz

Hoe plant het organisme hiernaast zich voort?
A
Door celdeling
B
Door sporen
C
Door zaden
D
Door seks

Slide 16 - Quiz

Wat moet er op nummer 3 en 4 staan?

Slide 17 - Open question

Welk onderdeel bevat een bacteriecel niet maar een schimmelcel wel?
A
Celwand
B
Celmembraan
C
Cytoplasma
D
Celkern

Slide 18 - Quiz

Een bacterie deelt zich elke 20 minuten. Als je begint met 1 bacterie, hoeveel heb je dan na 100 minuten?
A
5
B
10
C
32
D
64

Slide 19 - Quiz

Dierlijke cel
Schimmelcel
Bacteriecel
Plantencel

Slide 20 - Drag question

Planten-
cel
Schimmel-
cel
Dierlijke cel
Bacterie-
cel
Celwand & celmembraan
Bladgroenkorrels
Alleen celmembraan, geen celwand
Geen celkern

Slide 21 - Drag question

Welke rijken ontbreken hier?

Slide 22 - Open question

Wat bepaalt niet hoe snel een bacterie of schimmel op voedsel kan groeien?
A
Hoeveelheid water
B
Temperatuur
C
Zuurgraad
D
Hoeveelheid koolstofdioxide

Slide 23 - Quiz

Wat zijn de vijf manier om voedsel te conserveren?

Slide 24 - Open question

Wat is de formule van fotosynthese?
....... + ....... => ....... + .......

Slide 25 - Open question

In welk deel van de kringloop van fotosynthese en verbranding horen de deelnemers van de voedselkringloop?
fotosynthese
verbranding
producent
consument
afvaleter
reducent

Slide 26 - Drag question

Sleep de juiste cel naar de voedselkringloop.
consumenten
reducenten
producenten
afvaleters

Slide 27 - Drag question

Welke taak heeft elke groep in de voedselkringloop. Sleep de juiste taken naar de juiste groep. 
Producenten
Consumenten
Reducenten
Maken voedingsstoffen door middel van fotosynthese
Gebruiken voedingsstoffen van de planten, geven voedingsstoffen door. 
Zetten voedingsstoffen om in mineralen, water en koolstofdioxide. 

Slide 28 - Drag question



Het maken van brood is een voorbeeld van biotechniek. 
Wat gebeurt er bij het maken van brooddeeg? 
A
Bacteriën scheiden koolstofdioxide en alcohol uit.
B
Bacteriën scheiden zuurstof en alcohol uit.
C
Schimmels scheiden koolstofdioxide en alcohol uit.
D
Schimmels scheiden zuurstof en alcohol uit.

Slide 29 - Quiz

Welk van de onderstaande producten wordt niet met behulp van bacteriën gemaakt?
A
Yoghurt
B
Kaas
C
Brood
D
Zuurkool

Slide 30 - Quiz

We kunnen tegenwoordig ook de erfelijke eigenschappen van een organisme veranderen. Dat gebeurt door een gen van een andere biologische soort toe te voegen aan de erfelijke informatie van de plant. Dit heet ...
A
veredeling
B
genetische modificatie

Slide 31 - Quiz

Britse onderzoekers hebben via genetische modificatie een lichtgevend eiwit van een kwal in een tabaksplant ingebracht.
Juist of onjuist?
De methode die de onderzoekers hebben gebruikt heet veredeling.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz