clase 12 - H3 - lunes 9 de diciembre 2024

Clase 12 - H3 - lunes 9 de diciembre 2024
1 / 29
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Clase 12 - H3 - lunes 9 de diciembre 2024

Slide 1 - Slide

¿Qué hacemos hoy?
  • We krijgen onze cijfers van de toets terug 
  • Introductie over H3: Thema's & Málaga 
  • Luistertekst A 
  • Het bijvoeglijk naamwoord + oefeningen
  • Break
  • Blooket: bijvoeglijke naamwoorden + kleding
  • Tijd om huiswerk te maken

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Bron A - La llegada (de aankomst)
Het instituut Miguel de Cervantes heeft een uitwisseling met een Nederlandse school. We luisteren naar een gesprek tussen Jorge y Clara (twee klasgenoten)

--> We luisteren naar bron A
Lees mee in je TB op bladzijde 27
Er worden veel uiterlijke kenmerken  genoemd

Slide 7 - Slide

Ejercicio 3a t/m 3c (WB blz. 89/90)
  • Lees de tekst van bron A nog eens nauwkeurig door
  • Beantwoord de vragen van oefening 3a t/m 3c


timer
10:00

Slide 8 - Slide

Respuestas 3a-3b
3a - 1: Voor een uitwisseling (un intercambio)
3a - 2: Op het schoolplein (el patio)
3a - 3: Klasgenoten (compañeros)
3a - 4: De aankomst (la llegada)
3b - 1: Jorge & Spaans zijn Spaans
3b - 2: rood - wit - blauw
3b - 3: Arnhem             3a - 4: Ze heeft blond haar en blauwe ogen

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden

Slide 12 - Slide

Ejercicio 12a + 12b (herhaling!)
  • Maak oefening 12a + 12b (WB blz. 97)
  • Je herhaalt een aantal -hopelijk nog bekende- bijvoeglijke naamwoorden 
timer
10:00
Let op: 
- mannelijk / vrouwelijk
- enkelvoud / meervoud

Slide 13 - Slide

Repuestas 12a (WB blz. 97)
  1. María tiene el pelo (=haar) rubio.
  2. Mis padres tienen los ojos azules.
  3. Esther es una chica muy guapa.
  4. Me gusta combinar una falda con mis pantalones rojos.
  5. Nuria tiene unas zapatillas (=sneakers) amarillas. 

Slide 14 - Slide

Repuestas 12b (WB blz. 97)
1. simpática
8. azules
2. nueva
9. cara
3. guapo
10. aburrida
4. rubio
11. muchos
5. rosa
12. deportiva
6. bonito
13. elegantes
7. barata

Slide 15 - Slide

Bijv. naamw. op een -o
feo/-a
lelijk
otro/-a
andere
poco/-a
weinig
caro/-a
duur
medio/-a
halve
primero/-a
eerste
demasiado/-a
teveel
Mucho, poco, otro, medio en demasiado zijn uitzonderingen: die komen wel vóór het zelfst. nmw.

Tengo mucho dinero (=geld).
¿Tiene otros colores?
Hay poca gente (=mensen).

Slide 16 - Slide

Uitzonderingen!! 
poco - mucho - medio - otro - demasiado 
Mucho (veel), poco (weinig), medio (half), otro (andere) en demasiado (teveel) zijn uitzonderingen: die komen wel vóór het zelfst. nmw.

Tengo mucha ropa (=veel kleding).
Mi amiga tiene poco dinero (=weinig geld)
¿Tiene otros colores? 
¡Muchas gracias!
Tengo demasiados zapatos (=teveel schoenen)


Slide 17 - Slide

Ejercicio 13a - 13b - 13c (WB blz. 98)
Bij deze oefeningen moet je:
- het juiste bijvoeglijk naamwoord in het Spaans weten
- kiezen of het vóór of achter het zelfst. naamwoord komt
- letten op enkelvoud / meervoud / mannelijk / vrouwelijk 


timer
12:00
Gebruik bron D (TB - blz. 
&
de woordenlijst van H3

Slide 18 - Slide

Respuestas 13a
  1. En las rebajas (=uitverkoop) hay mucha gente en las tiendas.
  2. Mis padres viven en una casa blanca.
  3. No tengo mucho dinero para comprar ropa.
  4. En el mercado he comprado medio kilo de naranjas.
  5. Los vaqueros (=spijkerbroek) azules siempre están de moda.
  6. Paco lleva (=draagt) unas gafas modernas.

Slide 19 - Slide

Respuestas 13b
  1. Tenemos las zapatillas (=sneakers) también en otros colores.
  2. Siempre lleva (=draagt) mucha ropa deportiva.
  3. Tengo demasiados pantalones.
  4. Tenemos muchos deberes para mañana.
  5. Jorge tiene pocas amigas de Holanda
  6. En la tienda nueva, he comprado una camiseta barata. 

Slide 20 - Slide

Respuestas 13c


  1. No quiero este bolso. Quiero otro.
  2. Mis zapatillas son muy viejas. Voy a comprar otras.
  3. La foto que tengo en Fb no me gusta. Voy a poner (=plaatsen) otra.
  4. Quiero otras gafas. Estas gafas no son muy modernas,
  5. ¿Tienes otros consejos (=adviezen) para ir a la moda?
  6. Los estudiantes holandeses van a venir de intercambio otra vez (=keer).

MNL
VRL
otro
otra
otros
otras

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Woordenschat oefenen
play.blooket.com/play
bijvoeglijke naamwoorden + kleding

Slide 23 - Slide

Het werkwoord 'ser' (=zijn)

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Hoe beschrijf je personen?
  • Soy (ik ben) .....................
  • (lang, kort, dik, dun, licht, donker, karaktereigenschappen)
  • Tengo (ik heb) ....................
  • (kleur van je ogen, lengte en kleur van je haar)
  • Llevo (ik 'draag') .........................
  • (baard, snor, sik, bril, etc.)

Slide 26 - Slide

Ejercicios 14a t/m 14c (WB blz. 99)
HUISWERK-OPDRACHTEN

Gebruik de woordenlijst van H3
timer
12:00

Slide 27 - Slide

Los deberes (ma 16-12)
  • Leren woordenschat bron A + B (WB blz. 121)
  • Maken: ejercicios 14a t/m 14c (WB blz. 99)

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide