4.3 Machtige heren, halfvrije boeren

• Geschiedenis
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo
• Leerjaar 1

Voor dat de les begint Lessonup.app op bord schrijven met de code 123-999

Domein

iemand waarvan wordt gezegd dat hij niet het goede geloof heeft

Leenman

groep met een vaste sociale positie en speciale rechten

Missionaris

onbetaald werk voor een heer

gebied van een edelman of klooster

Heiden

edelman die een gebied bestuurt in opdracht van een leenheer

Stand

iemand met de opdracht om het christendom te verspreiden

Herendienst

De leenheer was iemand zoals een graaf of hertog

1. Waar
2. Niet waar

Van wanneer tot wanneer is de Middeleeuwen

1. 500-1000
2. 3000 v.Chr tot 500 n. Chr
3. 1500-1600
4. 500-1500

Opdracht 6 Vermenging van Culturen

• a. Bijvoorbeeld: Germanen bleven geloven in feeën en kabouters.
• b. Om de overgang naar het christendom gemakkelijker te maken.
• c.  Bijvoorbeeld: Kerstmis vieren op de dag van het midwinterfeest.

Opdracht 7 Invloedrijke geestelijken

• a. 1F, 2A, 3F
• b. 4 gevolg, 5 oorzaak
• c.  1 om zijn goede daden, 2 afbeelding 13 en bron 12
• d. B, C, D

De volgende vragen maak je even voor jezelf in stilte, zodat iedereen rustig de vragen kan lezen. Na iedere vraag bespreken we de antwoorden samen.

In de tijd van monniken en ridders ontstond er weer een landbouwsamenleving.
Welke kenmerken horen bij deze samenleving?

1. Boeren wonen in dorpen of op domeinen.
2. De handel en de nijverheid groeien.
3. Er ontstaan nieuwe steden.
4. Mensen verbouwen hun eigen voedsel.

Welk recht hadden horigen op een domein?

Welke onvrijheid hoorde bij de horigheid?

Waarom waren boeren in de landbouwsamenleving halfvrij?

Boeren waren verplicht herendiensten te doen. Geef hiervan twee voorbeelden

Noem nog een plicht van de horigen waar ze zich aan moesten houden

Hoe was de landbouw georganiseerd? Gebruik in je antwoord hofstelsel, horigen en domein

geestelijke

adel

boeren

Wie konden profiteren van heerlijke rechten, zoals het jachtrecht en het molenrecht?

1. geestelijken
2. edelen
3. halfvrije boeren
4. leenmannen

Leg uit hoe de sociale verschillen waren. Gebruik in je antwoord de begrippen stand, geestelijken, adel en boer.

Noem een privilege die de eerst twee standen hadden

Er was veel handel in West-Europa in de Tijd van Monniken en Ridders

1. Waar
2. Niet waar