FEB 6 Oefentoets + voorbereiding rechtbank

Sociaal-Maatschappelijke Dimensie 
Sociaal maatschappelijke dimensie
1 / 40
next
Slide 1: Slide
BurgerschapMBOStudiejaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Sociaal-Maatschappelijke Dimensie 
Sociaal maatschappelijke dimensie

Slide 1 - Slide

Planning
De sociaal maatschappelijke dimensie
Actualiteit
Voorbereiden bezoek rechtbank
KEUZEMENU (45 min.)
1: Oefentoets in Forms, OF:
2: Toetsopdracht + Quiz over alle lesstof 

Afsluiting

Slide 2 - Slide

Leerdoelen

  • Aan het eind van deze les:
  • Ben je voorbereid op je toets!
  • Weet je wat je kunt verwachten op de toets!
  • Ben je voorbereid op je bezoek aan de rechtbank 19-11

Slide 3 - Slide

Hoe zat 't ook alweer?
Bekijk de volgende sites en doe de quiz:
vanrechtszaaknaaruitspraak.tools.prodemos.nl 
wiezitwaar-rechtszaal.tools.prodemos.nl 

De politierechter behandelt alle soorten strafzaken waarvoor maximaal een jaar gevangenisstraf zal worden geëist tegen een meerderjarige. De politierechter is een alleensprekende rechter. De zittingen van de politierechter zijn openbaar. Aan het einde van de zitting doet de politierechter vrijwel altijd direct mondeling uitspraak.

Vraag: Waar ben jij nieuwsgierig naar?

timer
10:00

Slide 4 - Slide

Beveiliging & aandachtspunten
Een legitimatiebewijs is verplicht.
De maximale groepsgrootte is Alkmaar 20 leerlingen: ga jij mee?
Wees 08.30 aanwezig bij de rechtbank. 
Wacht bij de ingang! Geen laptop etc. mee!
Tijdens de zitting: niet praten, geen mobiele telefoon!
Eindtijd: ongeveer 12.00 uur

Slide 5 - Slide

Wie gaan er NIET mee?
10103687 (M.A.)
10087347 (M.H.)
10098315 (R.K.)
10101423 (D.M.)
10104435 (F.N.)
10097775 (I.S.)
10103240 (A.T.)
10102766 (K.W.)
Let op: aanwezigheid verplicht!



Slide 6 - Slide

Slide 7 - Link

Slide 8 - Link

Toets 
  • Sociaal Maatschappelijke Dimensie
  • Tip: Begrippenlijst
  • 25 vragen (vooral meerkeuze)
  • Digitale toets
  • 50% van de punten halen is een voldoende!
  • Herkansing
  • Oefentoets

Slide 9 - Slide

Tips
  • Gemiddeld staat er 60 sec. voor het beantwoorden van een meerkeuzevraag met vier antwoordmogelijkheden.
  • Dat betekent dat je over een toets van vijftien vragen, minimaal een kwartier doet.
  • Neem minstens een minuut de tijd voor een vraag!
  •  Rustiger lezen (hardop in je hoofd) helpt!
  • Verder: de eerste ingeving is vaak de beste, verander je antwoord niet tenzij je 100% zeker bent, ga niet gokken maar streep weg.

Slide 10 - Slide

Sneak preview: Toetsopdracht
Wie ben jij?
Je komt op werk in een nieuw team terecht. Voor je eerste dag plaatsvindt, vraagt de werkgever of je een kort stukje over jezelf wilt schrijven en alvast wilt e-mailen naar het team.

Deze opdracht zul je ook op je toets krijgen!
Je krijgt nu een kwartier te tijd om hiermee te oefenen en mij om feedback te vragen. 









Slide 11 - Slide

Even voorstellen
Stel jezelf voor in min. 100 en max. 150 woorden. 
 Noem in jouw tekst…
… vijf kenmerken die horen bij jouw persoonlijke identiteit. (5)
… drie voorbeelden die horen bij jouw sociale identiteit. (3)
… twee waarden die jij belangrijk vindt, met een voorbeeld van de normen die daarbij horen. (2+2)

Totaal aantal punten: 12!  Dat is bijna de helft van het totale aantal punten.
timer
20:00

Slide 12 - Slide

Wat is je identiteit?
A
Dat wat anderen van jou zien.
B
Eigenschappen die bij jou horen en uniek aan jou zijn.
C
De omgeving waar je in woont.
D
Je opvoeding en je opleiding bij elkaar opgeteld.

Slide 13 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een kenmerk van persoonlijke identiteit dat is aangeboren?
A
De kleur van je ogen
B
Je staat op in de metro voor een ouder persoon.
C
Je kan met stokjes eten
D
Je kan goed piano spelen, omdat je les hebt gekregen van de buurman.

Slide 14 - Quiz

Wat is een voorbeeld van je sociale identiteit?
A
Amateurvoetballer zijn
B
Fan zijn van Miley Cyrus
C
Moslim zijn
D
A, B en C zijn juist

Slide 15 - Quiz

Wat is socialisatie?
A
Sociaal zijn
B
Je netjes gedragen
C
Aanleren van gewoonten die passen bij je cultuur
D
Alle normen en waarden van een maatschappij

Slide 16 - Quiz

Wat is sociale controle?
A
De overheid let op het gedrag van burgers
B
De controle op uitkeringsfraude door sociale diensten
C
De bewoners van een stad of dorp letten op elkaars gedrag
D
Gedragsregels op het gebied van seksualiteit

Slide 17 - Quiz

Als de docent jou een compliment geeft, is dit een voorbeeld van..
A
Een positieve sanctie
B
Een negatieve sanctie
C
Imitatie
D
Rolgedrag

Slide 18 - Quiz

Socialisatie leidt ... tot internalisatie
A
altijd
B
soms
C
nooit

Slide 19 - Quiz

Als er sprake is van internalisatie is socialisatie gelukt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Wat is een voorbeeld van rolgedrag?

A
een stoere jongen die huilt
B
een strenge politieagent
C
een vriend die jou belazert
D
een sporter die rookt

Slide 21 - Quiz

Zijn de uitspraken juist of onjuist?

1. Rolgedrag zorgt ervoor dat we ons aan de omgeving aanpassen.
2. Rolgedrag bepaalt hoe je je bij vrienden kunt gedragen.

A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 en 2 zijn beide juist
D
1 en 2 zijn beide onjuist

Slide 22 - Quiz

Normen en waarden zijn cultuurkenmerken. Wat zijn normen?
A
Gedragsregels.
B
Opvattingen over wat belangrijk is.
C
Straffen.
D
Beloningen.

Slide 23 - Quiz

Normen en waarden zijn cultuurkenmerken. Wat zijn waarden?
A
Gedragsregels.
B
Opvattingen over wat belangrijk is.
C
Straffen.
D
Beloningen.

Slide 24 - Quiz

Aangeleerde normen en waarden zijn vanzelfsprekend gedrag geworden.
Waarvan is dit de definitie?
A
identiteit
B
internalisatie
C
socialisatie
D
rolgedrag

Slide 25 - Quiz

Wat is integratie?
A
Volledig aanpassen
B
Uitwisseling van culturen
C
Niet aanpassen
D
De dominante cultuur volledig overnemen

Slide 26 - Quiz

Wat is diversiteit?
A
Iedereen is gelijk
B
Verschil in hoe ik zelf ben
C
Verschillen tussen mensen
D
Eenzijdig

Slide 27 - Quiz

Wat is diversiteit op de werkvloer?
A
De verschillen die mensen in hun werk aanbrengen op basis van geslacht, leeftijd, ras, etniciteit of professionele achtergrond.
B
Iemand promoten op basis van zijn of haar overtuigingen.
C
Sommige mensen meer kans geven om zich uit te drukken over anderen.

Slide 28 - Quiz

Culturele diversiteit is.....
A
het aantal geloofsovertuigingen die er zijn
B
één soort cultuur
C
de verscheidenheid aan culturen die er bestaat in een land,
D
de hoeveelheid aan talen

Slide 29 - Quiz

Wat is seksuele diversiteit?
A
Op wie je valt
B
Experimenteren met je partner
C
Op verschillende plekken seks hebben
D
Dat de hoeveelheid sekspartners divers is

Slide 30 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met "openstaan voor diversiteit"?
A
zoeken naar verschillen tussen mensen
B
zichtbare en onzichtbare verschillen erkennen en respecteren
C
weten dat er mensen zin die anders zijn dan jou
D
zichtbare en onzichtbare verschillen herkennen

Slide 31 - Quiz

Wat is etnische diversiteit?
A
Er zijn verschillende bevolkingsgroepen
B
Er is één heersende bevolkingsgroep
C
Er zijn weinig verschillen binnen bevolkingsgroepen
D
Er zijn veel verschillen binnen één bevolkingsgroep

Slide 32 - Quiz

Wat hoort bij "bedrijfscultuur"?
A
Dat er een directeur is
B
Elke vrijdag patat met alle personeelsleden
C
Zaterdag en zondag vrij
D
Het bedrijf zit in een mooi pand

Slide 33 - Quiz

Waarom is bedrijfscultuur belangrijk?
A
Het kan de werknemers afleiden.
B
Het heeft geen invloed op werknemers.
C
Het is alleen belangrijk voor het management.
D
Het kan de motivatie van werknemers verbeteren en de productiviteit verhogen.

Slide 34 - Quiz

Wat is segregatie?
A
Bevolkingsgroepen leven apart van elkaar
B
Bevolkingsgroepen doen moeilijk mee in de maatschappij
C
Bevolkingsgroepen leven dicht bij elkaar
D
Bevolkingsgroepen zijn werkloos

Slide 35 - Quiz

Assimilatie is...
A
Je volledig aan de dominante cultuur aanpassen
B
Je deels aan de dominante cultuur aanpassen
C
Je helemaal niet aan de dominante cultuur aanpassen
D
Anderen over jouw cultuur leren

Slide 36 - Quiz

Artikel 1 van de grondwet
A
hierin staan de belangrijkste rechten en plichten van de burgers precies omschreven
B
allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld
C
De wet regelt wie Nederlander is
D
Het recht tot vergadering en betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.

Slide 37 - Quiz

Het cijfer dat ik ga halen voor deze toets
010

Slide 38 - Poll

Dit wil ik nog even kwijt:

Slide 39 - Open question

Slide 40 - Slide