Herhaling voor repetitie

1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Geef een voorbeeld van een externe abiotische prikkel

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Hoe noemen we de minimale sterkte van een of meerdere prikkels die tot een respons leiden?
A
Motivatie
B
Motivatie-waarde
C
Drempelwaarde
D
Drempel

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

In de afbeelding is weergegeven hoe vaak een meeuwenkuiken pikt naar een model van een snavel.
Wat is de sleutelprikkel die leidt tot het pik gedrag?
A
De vorm van de snavel
B
De kleur rood
C
Een rode vlek op een gele snavel
D
Het contrast van rood met een andere kleur

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat is antropomorfisme?
A
Een dier zo subjectief observeren.
B
Een dier zo objectief observeren
C
Het toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren.
D
Het toekennen van dierlijke eigenschappen aan dieren

Slide 12 - Quiz

Maxime en Zolikha kiezen één bepaalde chinchilla uit en noteren vijf minuten lang, elke vijf seconden, welk gedrag dit dier vertoont. Hun resultaten staan in tabel 2.

Hoe wordt tabel 2 genoemd?
A
Ethogram
B
Practicum
C
Protocol
D
Tabel

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat is een voordeel van het leven in een rangorde? (Noem een ander voorbeeld dan hiervoor)

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Welk voortplantingsstrategie zou een konijn hebben?
A
Veel nakomeling, geen aandacht
B
Aantal nakomelingen met een beetje aandacht
C
Heel weinig nakomelingen, veel aandacht/energie

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

Wat is de FUNCTIE van aangeboren gedrag meestal bij dieren?
A
Het volgen van de moeder
B
Het vergroten van de overlevingskans
C
Zorgen voor voedsel
D
Het bemachtigen van een territorium

Slide 24 - Quiz

Met welke term uit de ethologie zou je het gedrag van de watervlooien kunnen omschrijven als zij op willekeurige wijze op zoek zouden gaan naar plekken met een hogere zuurstofconcentratie?
A
Gewenning
B
Inzicht
C
Aangeleerd gedrag
D
Trial and error

Slide 25 - Quiz

Een boer verjaagt de spreeuwen uit zijn tarweveld door om de minuut een harde knal te laten klinken uit een geluidsinstallatie. Door de knal vliegen de spreeuwen weg. Na verloop van tijd vliegen de spreeuwen niet meer weg wanneer zij de knal horen.
Door welk leerproces vliegen de spreeuwen niet meer weg?

A
Imitatie
B
Gewenning
C
Trial and error
D
Aangeleerd gedrag

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Een zeehondenmoeder maakt geluid om haar jong te roepen. Dit is een voorbeeld van een
A
Uitwendige prikkel
B
Sleutelprikkel
C
Signaal
D
Ritueel

Slide 30 - Quiz

Rotganzen trekken in de winter vanuit Siberië naar Nederland en vertrekken eind mei weer naar hun broedgebied. In Nederland leven rotganzen in grote groepen. Eenmaal in Siberië aangekomen, vallen de groepen in paartjes uiteen. Daarmee verandert ook het gedrag ten opzichte van elkaar. Voorafgaand aan de voortplanting vertonen de paartjes daar opmerkelijk gedrag.
Hoe heet het gedrag dat de ganzen gaan vertonen zodra ze in paartjes in het broedgebied zijn, voorafgaand aan de paring?


A
Territorium gedrag
B
Sociaal gedrag
C
Baltsgedrag
D
Voortplantingsgedrag

Slide 31 - Quiz

Vul het juist woord in:
Reflexen zijn een vorm van .................... gedrag.

Slide 32 - Open question