NT2 Bijvoeglijke naamwoorden (les 12 Basisgrammatica)

bijvoeglijke naamwoorden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

bijvoeglijke naamwoorden

Slide 1 - Slide

De rozen zijn mooi

Het meisje is lief                

De man is dik         

Het raam is vies         



De mooie rozen           

Het lieve meisje      

De dikke man        

Het vieze raam           

Slide 2 - Slide

Het boek is groot
Het ...... boek
A
groot
B
groote
C
grote
D
grotte

Slide 3 - Quiz

De vrouw is doof
De ...... vrouw
A
doofe
B
dove
C
doove
D
doffe

Slide 4 - Quiz

De jas is rood
de ..... jas
A
roode
B
rodde
C
rode
D
roote

Slide 5 - Quiz

De man is boos
de .... man
A
bose
B
booze
C
bozze
D
boze

Slide 6 - Quiz

De flat is hoog
de .... flat
A
hoge
B
hooge
C
hogge
D
hoog

Slide 7 - Quiz

De kast is wit
de .... kast
A
wit
B
wite
C
witte
D
wiete

Slide 8 - Quiz

De jurk is lang
de .... jurk
A
lang
B
lange
C
laange
D
langge

Slide 9 - Quiz

De fles is vol
de ...... fles
A
vol
B
vool
C
voole
D
volle

Slide 10 - Quiz

De man is groot
de .... man
A
grote
B
groote
C
grotte
D
grootte

Slide 11 - Quiz

De leeuw is sterk
de ..... leeuw
A
sterk
B
sterke
C
sterkke
D
strekke

Slide 12 - Quiz