NT2 Bijvoeglijke naamwoorden (les 12 Basisgrammatica)

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

bijvoeglijke naamwoorden

De rozen zijn mooi

Het meisje is lief                

De man is dik         

Het raam is vies         

De mooie rozen           

Het lieve meisje      

De dikke man        

Het vieze raam           

Het boek is groot
Het ...... boek

1. groot
2. groote
3. grote
4. grotte

De vrouw is doof
De ...... vrouw

1. doofe
2. dove
3. doove
4. doffe

De jas is rood
de ..... jas

1. roode
2. rodde
3. rode
4. roote

De man is boos
de .... man

1. bose
2. booze
3. bozze
4. boze

De flat is hoog
de .... flat

1. hoge
2. hooge
3. hogge
4. hoog

De kast is wit
de .... kast

1. wit
2. wite
3. witte
4. wiete

De jurk is lang
de .... jurk

1. lang
2. lange
3. laange
4. langge

De fles is vol
de ...... fles

1. vol
2. vool
3. voole
4. volle

De man is groot
de .... man

1. grote
2. groote
3. grotte
4. grootte

De leeuw is sterk
de ..... leeuw

1. sterk
2. sterke
3. sterkke
4. strekke

De trui is rood. De ..... trui.

Het meisje is lief. Het ..... meisje.

De man is dik. De ..... man.

De leerlingen zijn gek. De ..... leerlingen.

De muur is oranje. De ..... muur.

De olifant is grijs. De ..... olifant.

Het glas is leeg. Het ..... glas.

Mijn kleren zijn nat. Mijn ..... kleren.