Herhaling spelling + ww-spelling H1 t/m H3

Vandaag:
Wat we moeten kennen:
herhalen theorie

Wat we moeten kunnen:
oefenen met toetsvragen

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Vandaag:
Wat we moeten kennen:
herhalen theorie

Wat we moeten kunnen:
oefenen met toetsvragen

Slide 1 - Slide

Wat moet ik kennen?
De Brug: Spelling en Werkwoordspelling
Spelling H1
Werkwoordspelling H1, H2, H3

Slide 2 - Slide

De Brug: spelling

aUW rOXy DEkkeR vaLt TIJdEns OptreDEn OP feStIVal lOWlaNdS
 
Auw! Roxy Dekker valt tijdens optreden op Lowlands.

Slide 3 - Slide

Verkleinwoorden
- je, -kje, -pje, -tje, -etje


Let op bij:
 klinkers: auto = autootje
 afkortingen: cd = cd’tje
 korte/lange klanken: gat = gaatje

Slide 4 - Slide

Meervoud
Voeg –en of –s toe.


Spreek je het nog goed uit?  Nee:
klok - kloken - klokken
naam - naamen - namen
dief - diefen - dieven
kaas - kaasen - kazen

Slide 5 - Slide

De Brug: spelling

Slide 6 - Slide

(ww) Spelling H1
Leestekens:

De man vroeg mij, nog eens langs te komen.
De man vroeg mij nog, eens langs te komen.
De man vroeg mij nog eens, langs te komen.

Slide 7 - Slide

Gebiedende wijs
Gebruik je bij een bevel 

Altijd: begin van de zin +
Ik-vorm tt.

Pas op | Geef hier | Kijk me aan


Slide 8 - Slide

Spelling + Werkwoordspelling H1

Slide 9 - Slide

Werkwoordspelling 
H2
Engelse werkwoorden
Ik-vorm = hele werkwoord -en

Wij daten, ik date, hij datet

Gedeletet | Geüpdatet

Slide 10 - Slide

Werkwoordspelling H3 
(en De Brug: werkwoordspelling)

Slide 11 - Slide

Je schrijft nooit -DT 
(Maar wel stam+T)


Ik loop | Ik vind
Hij loopT | Hij vindT
Wij lopen  | Wij vinden

Slide 12 - Slide

Persoonsvorm
Vind je het vervoegen van werkwoorden moeilijk?
Bladzijde 260!

Slide 13 - Slide

Jullie zijn er klaar voor!

Slide 14 - Slide

Welk(e) woord(en) schrijf je met een hoofdletter?
A
brugklasser
B
gelderland
C
zomer
D
noorden

Slide 15 - Quiz

Welke woorden schrijf je met een hoofdletter?
A
dagen
B
maanden
C
steden
D
windstreken

Slide 16 - Quiz

In welke zin zijn hoofdletters juist gebruikt?
A
Gisteren heeft mevrouw Van Der Ven bij de Bakker een slagroomtaart gekocht.
B
In januari volg ik een cursus Italiaans voor beginners.
C
’S Ochtends leest de docent altijd een gedicht voor aan de klas.
D
In zuid-Limburg kun je heerlijke asperges eten.

Slide 17 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij ... (timen - vt).
A
Hij timde.
B
Hij timdde.
C
Hij timete.
D
Hij timede.

Slide 18 - Quiz

(Engelse werkwoorden)
Hij (daten-vt)
A
deette
B
date
C
datede
D
datete

Slide 19 - Quiz

Engelse werkwoorden

Hij ...(rugbyen - vt).
A
Hij rugbyte.
B
Hij rugbyde.
C
Hij rugbyente.
D
Hij rugbyende.

Slide 20 - Quiz

Noteer het meervoud van cirkelzaag.

Slide 21 - Open question

Verkleinwoord.
Wat is het verkleinwoord van de kano?
A
Kano'tje
B
Kanotje
C
Kanoo'tje
D
Kanootje

Slide 22 - Quiz

Noteer het meervoud van winkeldief.

Slide 23 - Open question

verkleinwoorden

Wat is het verkleinwoord van baby?
A
babytje
B
babietje
C
baby'tje
D
kleine baby

Slide 24 - Quiz

Verkleinwoorden
A
skietje
B
ski'tje

Slide 25 - Quiz

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pvtt).

Ik [...] (worden) altijd zenuwachtig van haar gegiechel.

Slide 26 - Open question

Is de bewering juist of onjuist?

De ik-vorm schrijf je alleen als ‘ik’ het onderwerp is van de zin.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Noteer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (pvtt).

Misschien [...] (vinden) je het leuk om met mij naar de film te gaan.

Slide 28 - Open question

Wat is de gebiedende wijs?
A
Wees eens rustig
B
Morgen kom je om 8 uur op school

Slide 29 - Quiz

Wat is de gebiedende wijs van: worden
A
word
B
wordt

Slide 30 - Quiz


Gebiedende wijs:
... daarmee op!


A
Hout
B
Houd
C
Hou
D
Houdt

Slide 31 - Quiz

Maak gebiedende wijs van:
Wil je normaal doen?

Slide 32 - Open question

Welke persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) is goed geschreven?

Nederlanders […] (hechten) veel waar aan plezier op het werk.

A
hechten
B
hechtten
C
hechtte
D
hachten

Slide 33 - Quiz

Welke persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) is goed geschreven?

Wel jammer dat de conciërge je verklaring vanochtend niet […]. (geloven)

A
gelief
B
geloofte
C
gelaf
D
geloofde

Slide 34 - Quiz

Welke persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) is goed geschreven?

De wildplasser [...] (zweren) aan de agent dat hij het nooit meer zou doen.
A
zweerde
B
zweerte
C
zwoor
D
zwoer

Slide 35 - Quiz

Welke persoonsvorm in de verleden tijd (pvvt) is goed geschreven?

Deze vereniging [...] (strijden) al jaren voor de rechten van dieren.
A
strijdde
B
strijde
C
streed
D
streden

Slide 36 - Quiz

Leren:
De Brug: Spelling en Werkwoordspelling
Spelling H1
Werkwoordspelling H1, H2, H3

Slide 37 - Slide