4H 7.7 Voedselproductie

1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Ecologie en milieu
7.1 Organismen
7.2 Populaties
7.3 Ecosystemen
7.4 Veranderde ecosystemen
7.5 Kringlopen
7.6 Duurzaamheid en natuurbescherming
7.7 Voedselproductie
7.8 Energie


BiNaS 93

Slide 2 - Slide

Programma
  • Leerdoelen 
  • Uitleg basisstof 7.7 --> Voedselproductie
  • Opdrachten maken
  • Afsluiting 

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 7.7
  • Je kunt beschrijven hoe in de landbouw wordt toegewerkt naar een optimale voedselproductie
  • Je kunt de oorzaken en gevolgen van eutrofiëring van water en mogelijke oplossingen daarvoor beschrijven





Slide 4 - Slide

Voedsel verbouwen is niet gemakkelijk
  • Plagen (plaagdieren en insectenvraat) kunnen oogsten doen mislukken net als schimmels, virussen en bacteriën
  • Pesticiden: zorgen ervoor dat die organismen (en vele anderen) worden gedood en aantasting bodemleven

  • Uitvinding kunstmest (1909) --> leidt tot hogere opbrengst maar uiteindelijk tot uitputting van de bodem en eutrofiëring.

Slide 5 - Slide

Voedselproductie
  • Om onze bevolking van genoeg eten te voorzien is de manier van voedselproductie enorm efficiënt.
  • Grote akkers met monoculturen en grote bedrijven met intensieve veehouderijen zorgen voor een enorme voedselproductie.

Manieren om de voedselproductie te verhogen --> bescherming tegen ziekten en plagen, bemesting, aanpassing erfelijke eigenschappen.

Slide 6 - Slide

Voedselproductie
Om de voedselproductie zo efficiënt mogelijk te maken oefenen boeren invloed uit op abiotische en biotische factoren.

  • Abiotische factoren --> mest, extra CO2, kassen.
  • Biotische factoren --> bestrijding van ongedierte.

Slide 7 - Slide

Bescherming
Insecten kunnen je oogst kaal vreten en bacteriën en virussen kunnen je vee massaal laten sterven.

Om gewassen en vee te beschermen maken boeren gebruik van bestrijdingsmiddelen:
  • Chemische bestrijdingsmiddelen
  • Biologische bestrijdingsmiddelen

Slide 8 - Slide

Chemische bestrijdingsmiddelen
Er zijn 2 verschillende soorten insecticiden:
  • Niet-soort specifiek (dood alle insecten)
  • Soort specifiek (dood één specifieke soort)
Boeren maken vaak gebruik van pesticiden om hun gewassen te beschermen tegen insecten

Slide 9 - Slide

Probleem insecticiden: resistentie

Slide 10 - Slide

Probleem pesticiden: Accumulatie
Sommige pesticiden zijn persistent: kan niet of zeer langzaam natuurlijk worden afgebroken

De pesticiden hopen op door de voedselketen heen: Accumulatie


De biomassa neemt af in ieder trofisch niveau, maar de hoeveelheid pesticide blijft gelijk. Toppredator krijgt hierdoor teveel pesticide binnen en kan ziek worden.
Pesticide kan ook in oppervlakte water en grondwater komen --> bedreiging drinkwater

Slide 11 - Slide

Biologische bestrijding
Gebruik maken van natuurlijke vijanden.

Voorbeeld: 
Last van witte vliegen? 
Zet sluipwespen in om de witte vliegen uit te roeien 

Slide 12 - Slide

Bemesting
Planten hebben mineralen (voedingszouten) nodig zoals 
nitraat, fosfaat, sulfaat, natrium enz

Mineralen verdwijnen uit de grond door uitspoeling, waarbij mineralen wegzakken met regenwater naar diepere lagen in de bodem.

Om de grond weer van genoeg mineralen te voorzien gebruiken boeren kunstmest of stalmest. Bij meer mest dan de planten op kunnen nemen is er sprake van overbemesting.

Slide 13 - Slide

Bemesting
Om de grond weer van genoeg mineralen te voorzien gebruiken boeren kunstmest of stalmest
Planten --> voortgezette assimilatie.

Bij meer mest dan dat de planten op kunnen nemen is er sprake van overbemesting.
Een deel van de mest spoelt met regen van het land af en komt terecht in oppervlaktewater --> de hoeveelheid mineralen in het oppervlaktewater neemt sterk toe.

Slide 14 - Slide

Overbemesting kan leiden tot eutrofiëring

Slide 15 - Slide

Eutrofiëring
Toename van mineralen noem je eutrofiëring.

Water met veel mineralen noem je eutrotroof.







Het zelfreinigend vermogen van water werkt niet meer 
In oppervlaktewater leven reducenten die de dode resten van planten en dieren omzetten in anorganische stoffen. Dit noem je het zelfreinigend vermogen van het water.
In een stabiel ecosysteem is de productie en afbraak van organische stoffen met elkaar in evenwicht.

Slide 16 - Slide

Eutrofiëring
Gevolg --> sommige waterplanten zoals eendenkroos gaan zich massaal uitbreiden.
Grote toename van algen door toename fosfaat en nitraat --> waterbloei.


Slide 17 - Slide

Eutrofiëring
  • Door waterbloei --> minder licht in water
  • Veel planten onder water sterven 
  • De algen hebben een korte levensduur en gaan ook massaal dood.
  • Veel reducenten nodig voor de afbraak, die veel zuurstof gebruiken --> zuurstof gebrek in het water.
  • Veel waterdieren sterven door het gebrek aan zuurstof --> geen leven meer in het water

Slide 18 - Slide

Eutrofiëring samengevat
1. Er is eutrofiëring: teveel mineralen in het water
2. Door deze mineralen kunnen algen snel vermenigvuldigen: waterbloei
3. De laag eendenkroos en algen blokkeren de doorgang van zonlicht naar planten op de bodem, waardoor de bodemplanten niet aan fotosynthese kunnen doen. 
4. De bodemplanten gaan dood en worden afgebroken door reducenten, die hierbij zuurstof verbruiken.
5. Zonder zuurstof gaan de vissen ook dood. 

Slide 19 - Slide

Veredeling
Het veranderen van erfelijke eigenschappen van gewassen en dieren noem je veredeling. Dit kan je gebruiken om de voedselproductie te verhogen.

Hierbij gaat een fokkerij of 
een veredelingsbedrijf 
individuen kruisen om zo 
de gewenste eigenschappen 
te krijgen.

Slide 20 - Slide

Genetische modificatie
DNA uit het ene organisme wordt in 
een ander organisme geplaatst. 

Hierdoor kunnen o.a. resistente 
voedingsgewassen worden 
gemaakt.

Slide 21 - Slide

Een teler heeft last van bladluis op zijn gewas. Hij zet lieveheersbeestjes in om de bladluizen op te eten. Dit is een voorbeeld van?
A
Vruchtwisseling
B
Accumulatie
C
Biologische bestrijding
D
Bio industrie

Slide 22 - Quiz

Welke groep organismen breken organische stoffen af en zetten deze om in anorganische stoffen?

Slide 23 - Open question

In de afbeelding zie je een bestrijdingsmiddel. Dit bestrijdingsmiddel blijft heel lang in de bodem aanwezig.
Is dit middel selectief? En is dit middel biologisch afbreekbaar?
A
selectief: ja biologisch afbreekbaar: ja
B
selectief: ja biologisch afbreekbaar: nee
C
selectief: nee biologisch afbreekbaar: ja
D
selectief: nee biologisch afbreekbaar: nee

Slide 24 - Quiz

Sterke toename van mineralen in het water
Een sterke algengroei in het water
Het selecteren op gunstige eigenschappen en onderling voortplanten van planten
Het ophopen van gifstoffen door de voedselketen
Vorm van bestrijding waarbij gebruik wordt gemaakt van natuurlijke vijanden
Zet de begrippen op de juiste plaats in de tabel.
Veredelen
Eutrofiëring
Waterbloei
Biologische bestrijding
Accumulatie

Slide 25 - Drag question

Broeikaseffect en versterkt broeikaseffect
Broeikaseffect = natuurlijk

Versterkt broeikaseffect = door menselijk handelen 

broeikasgassen
CO2, CH4, NO2, CFKs

massale veehouderij, industrie
transport

klimaatverandering 

Slide 26 - Slide

Waarom draagt het smelten van de ijskappen extra bij aan het broeikaseffect?

Slide 27 - Open question

Bij het versterkt broeikaseffect
A
lost CO2 veel meer op in water
B
komt er teveel CO2 in de lucht

Slide 28 - Quiz

Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
De laag broeikasgassen wordt dikker, waardoor het warmer wordt.
B
Het gat in de ozonlaag wordt groter
C
Het wordt kouder op aarde

Slide 29 - Quiz

Draagt ontbossing bij aan een verstrekt broeikaseffect? Leg uit

Slide 30 - Open question

Waarom draagt het smelten van de ijskappen extra bij aan het broeikaseffect?

Slide 31 - Open question

Huiswerk

Lezen 7.7
Maken opdracht 51 t/m 58  begrippenlijst maken









Herhalen en/of extra oefenen

Oefenen Biologiepagina.nl


Slide 32 - Slide