HV1 Formuleren H4

Welkom!
Telefoons omgekeerd op tafel?
Spullen op tafel?

Pak dan je boek
en ga er eens 
lekker voor zitten!
timer
10:00
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Telefoons omgekeerd op tafel?
Spullen op tafel?

Pak dan je boek
en ga er eens 
lekker voor zitten!
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Doel en planning
Doel van de les: aan het einde van de les kun je verwijswoorden correct gebruiken.

Planning van de les:
- herhaling verwijswoorden H2
- uitleg verwijzen naar m/v/o woorden H4
- oefenen

Slide 2 - Slide

Vul aan:

Naar de-woorden verwijs je met
A
dit, dat
B
deze, die
C
dit, deze
D
dat, die

Slide 3 - Quiz

Vul aan:

Naar het-woorden verwijs je met
A
dit, dat
B
deze, die
C
dit, deze
D
dat, die

Slide 4 - Quiz

Vul aan:

Naar een zin kun je verwijzen met
A
dit
B
dat
C
deze
D
die

Slide 5 - Quiz

Verwijzen naar een zin
Wij gaan pas over drie weken weer naar school en dat vinden wij toch wel jammer.

Slide 6 - Slide

TIP: Je kunt aan het bijvoeglijk naamwoord zien of het gaat om een de- of het-woord!
  1. De gemeente legt hier een nieuw fietspad aan, dat de veiligheid moet vergroten.
  2. Erin heeft een slepend conflict met de trainer, dat is ontstaan na de finale.
  3. Club 8 is een gezellige disco, die veel leerlingen geregeld bezoeken.
  4. Op de markt kocht Loes een heerlijk ijsje, dat ze al slenterend oplikte.
  5. Met Hold my hand had Jess een grote hit, die lang in de Top 40 stond.
  6. 6 We speelden een puike wedstrijd, die we met 2-0 wisten te winnen.


Slide 7 - Slide

Theorie Formuleren H4
In H2 heb je al geleerd dat je naar de-woorden verwijst met die en deze
en dat je naar het-woorden verwijst met dit en dat.
Je hebt ook geleerd dat zelfstandige naamwoorden in het Nederlands 3 woordgeslachten kent: mannelijk, vrouwelijk en onzijdig.

mannelijk (de-woord)
die, deze
vrouwelijk (de-woord
die, deze
onzijdig (het-woord)
dit dat

Slide 8 - Slide

Een overzicht van alle verwijswoorden
Zelfstandige naamwoorden enkelvoud:





Zelfstandige naamwoorden meervoud:

mannelijk (de-woord)
hij, hem, zijn
die, deze
vrouwelijk (de-woord)
zij, ze, haar
die, deze
onzijdig (het-woord)
het, zijn
dit, dat
alle woorden
zij, ze, hen en hun
deze, die

Slide 9 - Slide

Vul een verwijswoord in. Kies uit hij, hem, zijn,
 zij, ze, haar, het, zijn, zij, ze, hen of hun.
  • De vrouw heeft ... medewerkers een compliment gegeven.
  • De gemeente (v) heeft ... inwoners een brief gestuurd.
  • De man is weggegaan, omdat ... een afspraak had.
  • De raad (m) heeft advies uitgebracht, omdat ... daarom gevraagd is.
  • Het jongetje gaf ... moeder een hand.
  • Het leger heeft ... soldaten opgeroepen.
  • De mensen gaan niet naar huis, omdat .. alles willen zien.
(Pak eventueel de tabel op blz. 128 in je boek erbij.)

Slide 10 - Slide

Zelf aan de slag
Wat?        opdracht 1 en 2 bladzijde 129
Tijd?         7 minuten, daarna bespreken
Vraag?     steek je vinger op, ik kom je helpen
Klaar?      maak opdracht 4 op blz. 129

universiteit (v)  feestcommissie (v)  vijver (m)
onderneming (v)  vereniging (v)  international (m)  familie (v)
timer
7:00

Slide 11 - Slide

Huiswerk

Slide 12 - Slide