10.1 Fossielen en hun ouderdom 5H 2021

H9: Erfelijkheid
H10: Evolutie
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H9: Erfelijkheid
H10: Evolutie

Slide 1 - Slide

Paragraaf 1 Dierenwelzijn
Paragraaf 10.1: Fossielen en hun ouderdom

Slide 2 - Slide

Doel en begrippen 10.1
Je leert wat je uit fossielen kunt afleiden over uitgestorven dieren.

fossielen, fossilisatie, gidsfossielen, relatieve ouderdomsbepaling, absolute ouderdomsbepaling, isotopen, radioactief verval, halveringstijd




Slide 3 - Slide

Hoe ontstaan fossielen?
Fossielen ontstaan door remming afbraak door micro-organismen
Verstening – bedekking door zand of slik (zachte delen vergaan, onder grote druk worden de harde delen versteend)
Verdroging – in woestijnen
Kou
Lage pH
Zuurstofgebrek
Opsluiten in barnsteen

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Onderzoek
Uit fossielen kunnen onderzoekers allerlei informatie halen over het uitgestorven dier:
Hoe zag het skelet er uit (-> hoe bewoog het dier zich voort)
Uiterlijk (veren/ huid/ schubben)
Welke kleur hadden de veren? (microscoop)

Slide 6 - Slide

Onderzoek ouderdom
Fossielen in oude aardlaag: hoe oud is die laag?
Hoe oud zijn de fossielen die je daar vindt?


Aan de hand van gidsfossielen.
Bijvoorbeeld Trilobieten leefden  521 tot 250 miljoen jaar geleden. Verschillende soorten in verschillente periodes. Kom je die in een aardlaag tegen? -> relatieve ouderdomsbepaling.

Slide 7 - Slide

Onderzoek ouderdom
Hoe oud is het echt? Absolute ouderdomsbepaling.
Met behulp van isotopen.
Isotopen zijn verschillende versies van een element met een verschillende atoommassa (gewicht).

Doordat sommige isotopen radioactief zijn vervallen ze en verdwijnen ze.
De halveringstijd is de tijd die het kost om de helft van de radioactieve atomen te laten vervallen.


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Onderzoek ouderdom
Bijvoorbeeld koolstof. Dit element komt in de natuur in verschillende vormen voor: 12C (veel) en 14C (heel weinig). 
14C is iets zwaarder dan 12C en is radioactief. Dit betekent dat het niet stabiel is en langzaam vervalt van 14C naar 14N (stabiel stikstof) waarbij straling vrijkomt.
De halveringstijd van 14C is ongeveer 5700 jaar.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

C-14 methode
Zolang een organisme leeft blijft de verhouding tussen 12C en 14C gelijk.
Zodra het organsme sterft wordt de hoeveelheid 14C steeds minder en de verhouding tussen 12C en 14C verandert dus.
Meet je de verhouding, dan kun je de ouderdom van een organisme vaststellen.

Organismen ouder dan 60.000 jaar hebben te weinig 14C over. Dan maken wetenschappers gebruik van andere isotopen voor de ouderdomsbepaling.

Slide 12 - Slide

Doel en begrippen 10.1
Je leert wat je uit fossielen kunt afleiden over uitgestorven dieren.

fossielen, fossilisatie, gidsfossielen, relatieve ouderdomsbepaling, absolute ouderdomsbepaling, isotopen, radioactief verval, halveringstijd




Slide 13 - Slide

HUISWERK
Maak de opdrachten 3 t/m 5 en 9 t/m 12 van 10.1



Slide 14 - Slide