1.11 woordenschat

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 1.11 Woordenschat
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 1.11 Woordenschat
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek van Nederlands op tafel op bladzijde 31.


Huiswerk controle:
1.8, 1.9 & 1.10 opdracht 5 t/m 9

Slide 2 - Slide

2. Lesdoel & leergebiedoverstijgende doelen
Aan het einde van de les: 
- ken je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden
- weet je hoe je de betekenis van moeilijke woorden kunt opzoeken door een woordenboek te gebruiken

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Gijs, Jochem & Jamie

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
Jessica, Niek, Jaysen & Krystian

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
n.v.t.

Slide 4 - Slide

Verdiept arrangement:
Verdiept: Gijs, Jochem & Jamie

Huiswerk noteren + maken:
les: 1.11
blz: 31 t/m 33
opdr: 1 t/m 4

Slide 5 - Slide

Mini-check
Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Slide 6 - Slide

Wat is de betekenis van belemmeren?
A
duidelijk maken
B
tegenhouden
C
is niet goed vinden
D
iets gebruiken

Slide 7 - Quiz

Wat is de betekenis van premie?
A
geld dat je betaalt voor een verzekering
B
de overheid
C
vragen of iemand met je wil trouwen
D
lid van het gemeentebestuur

Slide 8 - Quiz

Wie maakt wat:
3 vragen goed? Ga zelfstandig aan de slag:
les 1.11 opdracht 1 t/m 4, blz. 31 t/m 33

De rest doet mee met de instructie.

Slide 9 - Slide

Wat zijn schooltaalwoorden?
A
Woorden die je thuis gebruikt.
B
Woorden die je op straat gebruikt.
C
Woorden die je op school gebruikt en bij alle vakken nodig hebt.
D
Woorden die je op je werk gebruikt.

Slide 10 - Quiz

4. Instructie
Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Slide 11 - Slide

Schooltaalwoorden
Op school gebruik je woorden die je thuis niet zo snel gebruikt. Deze woorden noem je schooltaalwoorden. 

Schooltaalwoorden kom je bij alle vakken tegen op school.

Slide 12 - Slide

Tips bij het gebruiken van een woordenboek
- Ken het alfabet
- Zoek altijd naar enkelvoud bij zelfstandige naamwoorden
- Staat een samenstelling niet in het woordenboek; zoek de betekenissen van de losse delen op. 
- Zoek altijd naar het hele werkwoord.

Slide 13 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Jessica, Niek, Jaysen & Krystian: jullie gaan zelfstandig les 1.11 opdracht 1 t/m 4 maken op blz. 31 t/m 33

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
Had je alle vragen van de mini-check fout?  Wij maken samen opdracht 1.

Slide 14 - Slide

6. Zelfstandig werken
Lees goed de gele stukjes theorie. 
Je maakt zelfstandig 1.11 opdracht 1 t/m 4 op blz. 30 t/m 33



Ben je klaar? 
Dan kijk je de opdrachten na en verbeter je waar nodig. 
Hierna ga je in stilte lezen in een boek. 

 
timer
1:00

Slide 15 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les? 
Heb je nog ergens vragen over? 

Aan het einde van de les: 
- ken je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden?
- weet je hoe je de betekenis van moeilijke woorden kunt opzoeken door een woordenboek te gebruiken?

Slide 16 - Slide

8. Huiswerk & Toetsen
Huiswerk:
Dinsdag 26 september
1.11 opdracht 1 t/m 4


Toetsen:

Slide 17 - Slide