2A Unité 4

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2,3

2A3 Unité 4  La santé

je me maquille.

Elle se lave  

Bonjour! Je me présente

Il s'entraîne

Je me brule 

Les verbes pronominaux

Net als in het Nederlands heeft het Frans ook wederkerende werkwoorden 

wederkerende werkwoorden : werkwoord dat met een wederkerend voornaamwoord gecombineerd kan worden

                  Ik was me                                           Je  me lave                  

Les verbes pronominaux

In het Nederlands gaat het wederkerend voornaamwoord NA het werkwoord. 

Ik herinner me

Les verbes pronominaux

Maar in het Frans gaat het wederkerend voornaamwoord VOOR het werkwoord. 

 

Ik herinner me                                            Je me souviens

zich herinneren                                                    se souvenir 

Les verbes pronominaux

Je	me	je me lav e	Ik was me
Tu	te	tu te lav es	Je wast je
Il / Elle/ On	se	il se lav e	Hij/Zij wast zich
Nous	nous	nous nous lav ons	We wassen ons
Vous	vous	vous vous lav ez	Jullie wassen je
Ils / Elles	se	elles se lav ent	Ze wassen zich

Les verbes pronominaux

Let op : Als het werkwoord met een klinker begint : 

Je	m'	Je m'amuse	Ik amuseer me
Tu	t'	Tu t'amuses	Je amuseert je
Il / Elle / On	s'	On s'amuse	Hij/Zij amuseert zich
Ils / Elles	s'	Ils s'amusent	Zij amuseren zich

Werkwoorden op -er in présent

Hele werkwoord -er = stam            Stam + uitgang

Je + e
Tu + es
Il /elle/on + e

Nous + ons
Vous + ez
Ils/elles + ent 

 au passé composé 

- In de verleden tijd: de wederkerende werkwoorden 'vervoeg je altijd met het hulpwerkwoord in het Frans : être 

"Je me suis levé" : Il ben opgestaan

"Elle s'est préparée" : Zij heeft zich klaargemaakt

"Nous nous sommes rasés" : Wij hebben ons geschoren 

Dit houdt in dat je een accord krijgt bij:

- vrouwelijk (+e)
- meervoud mnl (+s)

- meervoud vrouweijk (+es)

présent van wederkerende werkwoorden

s'habiller ( = ....): zich aankleden

je m'habille 

tu t'habilles

il/elle/on s'habille

nous nous habillons

vous vous habillez

ils/elles s'habillent

Vul in
"Je (...) souviens" (Ik herinner me)

Vul in
"Tu (...) laves" (Je wast je)

Vul in
"On ( ... ) enfuit" (We lopen weg)

Vul in
"Nous (...) préparons" (We bereiden ons voor)

Vul in
"Vous (...) exprimez" (Jullie drukken je uit)

Vul
"Ils (...) noient"(Ze verdrinken )

Mettez dans le bon ordre:
pas-ne-te-tu-lèves

Le contraire de "se lever" =

1. se moquer de
2. se sentir
3. se coucher
4. se concentrer

être allergique à

se lever

grossir

se sentir

le dentiste

avoir peur de 

allergisch voor

opstaan

de tandarts

dik worden

zich voelen

bang zijn voor

Le bras

le genou

Le ventre

la jambe

l'oreille

Le pied

Le nez

La bouche

j'ai mal à la jambe

j'ai mal à la tête

j'ai mal au ventre

j'ai mal à l'oreille

j'ai mal au dos