Ma. 16 nov. B1B

Nederlands 
Werkwoordelijk gezegde 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands 
Werkwoordelijk gezegde 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
Les 1:
Nakijken opdracht 3 en 4

Oefenen oefenen oefenen (klassikaal)


Les 2: lezen

Slide 2 - Slide

Als je het onderwerp verandert van enkelvoud in meervoud, verandert de
persoonsvorm ook.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

In alle vraagzinnen staat de persoonsvorm helemaal achter aan de zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

In een zin kunnen vóór de persoonsvorm maximaal twee zinsdelen staan.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

In welke zin was het onderstreepte deel één zinsdeel?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Slide

In welke zin is de verdeling juist?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 9 - Quiz

Het werkwoordelijk gezegde van een zin bestaat meestal uit alle werkwoorden in de zin.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Ook onvoltooide deelwoorden (bijvoorbeeld lopend, wachtend) horen bij het werkwoordelijke gezegde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Wie van jullie zou deze brieven vanmiddag voor mij willen rondbrengen?
timer
0:30

Slide 12 - Open question

Zulke enge films vertoont de publieke omroep nooit voor tien uur ’s avonds.
Noteer: pv, ow en wg
timer
0:30

Slide 13 - Open question

Tot vijf uur vanmiddag was ik op mijn kamer een toets Frans aan het leren.
timer
0:30

Slide 14 - Open question

Waarom aapt Leonard eigenlijk altijd zijn oudere broer na?
timer
0:30

Slide 15 - Open question

In welke zin is het woord
zich
Onderdeel van het wg?
A
Achteraf schaamde hij zich voor mijn nare opmerking.
B
In de berg waste hij zich met water uit een bergbeekje

Slide 16 - Quiz

Zijn er nog vragen?

Slide 17 - Slide

Lezen
Koning van Katoren

Waar was je gebleven?

Slide 18 - Slide