§2.2 Wereldwijde luchtstromen 2

Welkom!



Pak je pennen erbij!
1 / 16
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!



Pak je pennen erbij!

Slide 1 - Slide

Planning
  • Welkom!
  • Lesdoelen
  • Uitleg §2.2 moessons en passaten
  • Opdrachten maken
  • Lesdoelen bespreken
  • Gezamenlijke afsluiting!

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Je kent het algemene patroon van luchtstromen binnen de mondiale luchtcirculatie in relatie tot hoge- en lagedrukgebieden en de wet van Buys Ballot (Corioliseffect).
  • Je kent de ontstaanswijze van passaten en moessons.
  • Je begrijpt de wijze waarop zonne-energie de mondiale luchtcirculatie aandrijft.

Slide 3 - Slide

Luchtstromen
  • Hoge en lage luchtdruk gebieden
  • Warme lucht zet uit en stijgt op, koude lucht daalt
  • Regel: lucht stroomt van hoge naar lagedruk over het aardoppervlak

Slide 4 - Slide

Wet van Buys Ballot
  • Ook wel het Corioliseffect
  • Door de draaiing van de aarde krijgt de wind een afwijking
  • Noordelijk halfrond naar rechts
  • Zuidelijk halfrond naar links

Slide 5 - Slide

Oefen stencil luchtstromen
  • Lees de eerste opdracht op het oefen stencil
  • Denk rustig na en geef met H (hogedruk) en L (lagedruk) aan
  • Gebruik vervolgens de regels om de circulatiecellen aan de rechterkant te tekenen
  • Teken als laatste de winden in volgens het Corioliseffect, beredeneer de afwijking met de wind in de rug!
  • Succes!

Slide 6 - Slide

Pijlen zonder Corioliseffect

Slide 7 - Slide

Antwoorden opdracht
Circulatiecel, geeft aan hoe de wind tussen bepaalde breedtegraden stroomt
De wind gaat van een plaats met een hogere baansnelheid (34.000 km per 24 uur) naar een plaats met een lagere baansnelheid (20.000 km per uur) en raakt dus "voor".  Hij komt van een plaats waar de lucht sneller gaat, houdt dat tempo deels aan tijdens zijn reis naar de plaats waar de lucht langzamer gaat.
De wind komt van een plaats met een lagere baansnelheid (34.000 km per 24 uur) en gaat naar een plaats met een hogere baansnelheid (40.000 km per 24 uur) hierdoor raakt de wind "achter". De wind heeft een langzaam tempo en neemt dit deels mee tijdens zijn reis naar een plaats waar het tempo een stuk hoger ligt. Hierdoor raakt de wind "achter"
Afwijking op het Noordelijk halfrond is naar rechts

Afwijking op het zuidelijk halfrond is naar links
Warme lucht op de evenaar stijgt op en is dus een lagedrukgebied
Koude lucht op de polen daalt en vormt een hogedruk gebied
Waarom gaat deze pijl dan ineens de andere kant op?
De lucht stroomt van het hogedruk gebied via het aardoppervlak naar het lagedrukgebied. Door de draaiing van de aarde krijgt deze een afwijking naar rechts op het noordelijk halfrond. Als je met je rug in de wind zou staan (met je neus naar de noordpool in dit geval) krijgt de lucht een afwijking naar rechts!

Slide 8 - Slide

Passaten 
  • Een wind die (altijd) naar de evenaar waait van 30° noorder en zuider breedte
  • Door de stand van de aarde waait deze niet altijd stabiel
  • Invloed van de zon

Slide 9 - Slide

Moessons
  • Wind die de evenaar een halfjaar oversteekt
  • ITCZ
  • Land warmt sneller op dan zee
  • De wind krijgt een sterkere afwijking op grote landmassa's
  • Verschillen in de januari en juli situaties (winter en zomer)
Inter Tropische Convergentie Zone: Het lagedruk gebied rond de evenaar dat meeschuift met de seizoenen. In onze zomer schuift dit noordelijker en in onze winter zakt deze zuidelijker.

Slide 10 - Slide

Oefenstencil Passaten en Moessons
  • Kijk goed naar de achterkant van het oefenstencil
  • Teken eerst de passaatwinden in met blauw voor beide situaties
  • Teken vervolgens de moesson in met rood, eerst voor januari en daarna voor juli
  • Succes!

Slide 11 - Slide

Januari
De blauwe pijlen geven de passaatwinden aan in de "normale" situatie, deze waaien bijna altijd naar de evenaar
De rode pijlen geven de moesson aan. Deze wind steekt de evenaar over en waait dus van de evenaar af. Het lagedruk gebied waar deze winden normaal naartoe waaien zakt in de januari situatie naar het zuiden. Dit komt door de invloed van de zon. Boven landmassa's waar de zon de meeste invloed heeft, hebben ook moessons de meeste invloed. Het klassieke voorbeeld hiervan is de moesson richting Australië!

Slide 12 - Slide

Juli
In de Juli situatie verschuift het lagedruk gebied rond de evenaar naar het noorden, daar schijnt dan de zon. Boven landmassa's heeft de zon meer invloed, deze warmen eerder op dan de zee. De passaatwind kan hierdoor de evenaar oversteken en verandert in een moesson. Het schoolvoorbeeld hiervan is de moesson in India een groot land waar de zon vrijspel heeft evenals de moesson.

Slide 13 - Slide

Opdrachten maken!
  • Jullie gaan de verkorte leerroute maken en de atlas opdrachten van §2.2 wereldwijde luchtstromen
  • Je mag samenwerken
  • Heb je een vraag, steek je hand op!
  • Opdrachten die overblijven zijn huiswerk
  • Ben je klaar? Oefen de begrippen op Knowt of lees §2.3 alvast door!

Slide 14 - Slide

Lesdoelen
  • Je kent het algemene patroon van luchtstromen binnen de mondiale luchtcirculatie in relatie tot hoge- en lagedrukgebieden en de wet van Buys Ballot.
  • Je kent de ontstaanswijze van passaten en moessons.
  • Je begrijpt de wijze waarop zonne-energie de mondiale luchtcirculatie aandrijft.

Slide 15 - Slide

Gezamenlijke afsluiting!

Slide 16 - Slide