This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Di 10 okt Woordsoortbenoeming
Slide 1 - Slide
woordbenoemen
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Slide 4 - Video
Grammatica
Bij grammatica ontleden we zinnen. Bij taalkundig ontleden benoem je alle woorden in een zin. Wij noemen dat de woordbenoemen. Denk aan de woordsoorten lidwoord, werkwoord, bijwoord, voorzetsel, ...
Bij redekundig ontleden benoem je delen van een zin. Wij noemen dat zinsdelen ontleden. Denk aan onderwerp, gezegde, lijdend voorwerp.
Deze les gaat over woordsoorten.
Slide 5 - Slide
Woordbenoemen
Lw , Znw, ,Bnw, VZ
Zelfstandige ww en Koppel WW
Hulp werkwoorden
Voornaamwoorden
Bijwoord
Slide 6 - Slide
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?
Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Aan
het
water
zat
een
slaperige
visser.
Slide 7 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
kabouter
zit
op
een
paddenstoel
grote
Slide 8 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
De
dj
draait
op
het
festival
Slide 9 - Drag question
zelfstandignaamwoord
voorzetsel
bijvoeglijknaamwoord
Welke woordsoort is achter?
Welke woordsoort is groot?
Welke woordsoort is lamp?
Slide 10 - Drag question
zelfstandignaamwoord
voorzetsel
bijvoeglijknaamwoord
Welke woordsoort is boven?
Welke woordsoort is klein?
Welke woordsoort is kaars?
Slide 11 - Drag question
Wat hoort er bij zinsontleding en wat bij woordsoorten?
lw
zww
pv
vz
wg
zinsontleding
woordsoorten
Slide 12 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Op
maandag
zit
Naomi
aan
de
kassa.
Slide 13 - Drag question
Sleep de kenmerken van de woordsoorten naar de juiste woordsoort.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Heeft meestal een enkelvoud en een meervoud.
Je kunt er vaak een verkleinwoord van maken.
Je kunt er meestal 'de', 'het' of 'een' voor zetten.
Een eigennaam is een vorm van deze woordsoort.
Deze woordsoort zegt iets over het ZN.
Deze woordsoort staat meestal vóór het ZN.
Er bestaat ook een stoffelijke variant van deze woordsoort.