This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Woordsoortbenoeming Blok 3
Slide 1 - Slide
Woordsoortbenoeming
WW
werkwoorden
zijn dingen die je kunt doen
LW
lidwoorden
de / het / een
ZNW
zelfstandige naamwoord
mensen, dieren, planten, dingen én namen!
lw voorzetten
BNW
bijvoegelijk naamwoord
zegt iets over znw
VZ
voorzetsel
staan voor een lw + znw
... de kast / ... het feest
Slide 2 - Slide
Woordsoortbenoeming
ww
lw
znw
bnw
vz
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Na
de
sportles
krijgt
Abdullah
dorst.
intensieve
Slide 5 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
In
de
app
vroeg
Denise
de
opdracht
van
het
wiskundehuiswerk.
Slide 6 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
kabouter
zit
op
een
paddenstoel
grote
Slide 7 - Drag question
Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Papa
wil
met
een
ouderwetse
trein
door.
Duitsland.
reizen.
Slide 8 - Drag question
Woordsoortbenoeming gaat over élk woord in een zin.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quiz
2. woordsoortbenoeming Heeft =
A
ZNW
B
LW
C
VZ
D
WW
Slide 10 - Quiz
2. Woordsoortbenoeming rood =
A
LW
B
ZNW
C
BNW
D
VZ
Slide 11 - Quiz
2. Woordsoortbenoeming door =
A
BNW
B
ZNW
C
B.VNW
D
VZ
Slide 12 - Quiz
2. Woordsoortbenoeming simpele =
A
LW
B
BNW
C
ZNW
D
WW
Slide 13 - Quiz
2. Woordsoortbenoeming naar =
A
BNW
B
ZNW
C
WW
D
VZ
Slide 14 - Quiz
2. Woordsoortbenoeming het =
A
LW
B
P.VNW
C
VZ
D
B. VNW
Slide 15 - Quiz
Ik snap het woordbenoemen.
A
ja
B
nee
Slide 16 - Quiz
Zelfstandig werken
Blok 3 Grammatica 3.3 & 3.4 & 3.5 maken.
Als je klaar bent, kijk je of je alle opdrachten van
Blok 3 Over Taal 3.10 & 3.11 af zijn.
Als je met alle opdrachten klaar bent, start je aan Blok 3 Fictie.