Woordsoortbenoeming - 4 feb

Woordsoortbenoeming Blok 3
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordsoortbenoeming Blok 3

Slide 1 - Slide

Woordsoortbenoeming
WW
werkwoorden
zijn dingen die je kunt doen
LW
lidwoorden
de / het / een
ZNW
zelfstandige naamwoord
mensen, dieren, planten, dingen én namen!
lw voorzetten
BNW
bijvoegelijk naamwoord
zegt iets over znw
VZ
voorzetsel
staan voor een lw + znw
... de kast / ... het feest

Slide 2 - Slide

Woordsoortbenoeming
  • ww
  • lw
  • znw
  • bnw
  • vz 

Slide 3 - Slide

5

Slide 4 - Video

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Na
de
sportles
krijgt
Abdullah
dorst.
intensieve

Slide 5 - Drag question

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
In
de
app
vroeg
Denise
de
opdracht
van
het
wiskundehuiswerk.

Slide 6 - Drag question

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten? Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
De
kabouter
zit
op
een
paddenstoel
grote

Slide 7 - Drag question

Kijk naar de volgende zin. Welke woorden horen bij de onderstaande woordsoorten?Je moet sommige woordsoorten vaker gebruiken en niet alle woordsoorten 
hoef je te gebruiken.
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
lidwoord
werkwoord
Voorzetsel
Papa
wil
met
een
ouderwetse
trein
door.
Duitsland.
reizen.

Slide 8 - Drag question

Woordsoortbenoeming gaat over élk woord in een zin.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

2. woordsoortbenoeming
Heeft =
A
ZNW
B
LW
C
VZ
D
WW

Slide 10 - Quiz

2. Woordsoortbenoeming
rood =
A
LW
B
ZNW
C
BNW
D
VZ

Slide 11 - Quiz

2. Woordsoortbenoeming
door =
A
BNW
B
ZNW
C
B.VNW
D
VZ

Slide 12 - Quiz

2. Woordsoortbenoeming
simpele =
A
LW
B
BNW
C
ZNW
D
WW

Slide 13 - Quiz

2. Woordsoortbenoeming
naar =
A
BNW
B
ZNW
C
WW
D
VZ

Slide 14 - Quiz

2. Woordsoortbenoeming
het =
A
LW
B
P.VNW
C
VZ
D
B. VNW

Slide 15 - Quiz

Ik snap het woordbenoemen.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Zelfstandig werken

Blok 3 Grammatica 3.3 & 3.4 & 3.5 maken.



Als je klaar bent, kijk je of je alle opdrachten van
Blok 3 Over Taal 3.10 & 3.11 af zijn.

Als je met alle opdrachten klaar bent, start je aan Blok 3 Fictie.

Slide 17 - Slide