Voorzetsels vierde naamval


Ziel: Ik kan de voorzetsels van de vierde naamval noemen



  1. Präpositionen mit dem vierten Fall


1 / 11
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson


Ziel: Ik kan de voorzetsels van de vierde naamval noemen



  1. Präpositionen mit dem vierten Fall


Slide 1 - Slide

doel(en) van de les:


1. Ik ken de voorzetsels van de vierde naamval





Gegen = tegen
Ohne  = zonder
Entlang = langs(iets of iemand)
Durch = door
Bis = tot
Um = om
Für = voor (iets of iemand)

Slide 2 - Slide

Noem alle voorzetsels met de 4e naamval

Slide 3 - Open question

Tot volgende maandag (m)
A
Bis nächste Montag
B
Bis nächsten Montag
C
Bis nächsten Mittwoch
D
Bis nächster Montag

Slide 4 - Quiz

Door de tunnel (m)
A
durch die Tunnel
B
durch der Tunnel
C
durch das Tunnel
D
durch den Tunnel

Slide 5 - Quiz

Voor mijn broer (m)
A
Für mein Bruder
B
Für meine Bruder
C
Für meinen Bruder
D
Für meine Schwester

Slide 6 - Quiz

Er fuhr gegen (een boom) ... Baum
A
einen
B
einer
C
ein
D
eine

Slide 7 - Quiz

Ohne .... (jouw) Vater und Mutter.
A
dein, deine
B
deinem, deiner
C
deiner, deine
D
deinen, deine

Slide 8 - Quiz

Er kümmert sich um (onze) Sohn.
A
unser
B
unserem
C
unseren
D
unserer

Slide 9 - Quiz

Langs de rivier... ... Fluss (m) entlang
A
der
B
des
C
dem
D
den

Slide 10 - Quiz

Ende
Viel Erfolg (veel succes!)

Slide 11 - Slide