This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom
5 vwo ECONOMIE || 2021-2022
Slide 1 - Slide
Programma
Vorige les
Lesdoelen
Theorie
Aan de slag
Slide 2 - Slide
Het stabiliteitspact is een afspraak die gemaakt is tussen ...
A
EMU-landen
B
EU-landen
Slide 3 - Quiz
Welke afspraken hebben de EMU landen in het stabiliteitspact gemaakt?
A
staatsschuld mag 3% per jaar groeien en het overheidstekort 60%
B
de staatsschuld mag maximaal 60% van het BBP zijn en het overheidstekort 3%
C
de groei van de overheidsuitgaven moet onder de 3% blijven
Slide 4 - Quiz
Wat is het nadeel van de consequentie als landen zich niet houden aan het stabiliteitspact ?
Slide 5 - Open question
Lesdoelen
Aan het einde van de les
Uitleggen aan de hand van overheidsuitgaven en overheidsontvangsten dat in en een recessie het overheidstekort oploopt.
Uitleggen welke drie nadelige gevolgen een oplopend overheidstekort kan hebben.
Uitleggen hoe landen in een schuldenval terecht kunnen komen.
Uitleggen op welke wijzen de staatsschuldquote kan dalen.
Slide 6 - Slide
Wat is het nadeel van een grote overheidsschuld?
Slide 7 - Open question
De overheidsschuld een probleem?
Inverdieneffect
Overheidsuitgaven --> stimuleren economische groei --> later hogere belastingontvangsten.
Overheidsschuld
Rente
Te weinig geld om de rente betalen? Meer lenen.
Overheidstekort --> financieringstekort.
Slide 8 - Slide
Leg uit aan de hand van overheidsontvangsten en uitgaven dat in een recessie het overheidstekort oploopt.
Slide 9 - Open question
Ook als de staatsschuld groeit, kan de staatsschuldquote dalen. Hieronder staan vier situaties. Bij welke situatie daalt de staatsschuldquote bij een groeiende staatsschuld?
A
Het BBP is groter dan de staatsschuld
B
De aflossing op de staatsschuld is groter dan het begrotingstekort
C
Het BBP groeit relatief meer dan de staatsschuld
D
Het financieringstekort en het begrotingstekort dalen beide relatief
Slide 10 - Quiz
Onder welke voorwaarde daalt de staatsschuldquote terwijl de staatsschuld stijgt?
A
Als het BBP naar verhouding meer afneemt dan de staatsschuld toeneemt.
B
Als het BBP naar verhouding meer toeneemt dan de staatsschuld toeneemt.
C
Als de staatsschuld naar verhouding meer toeneemt dan het BBP toeneemt.
D
Als de staatsschuld naar verhouding minder toeneemt dan het BBP toeneemt.
Slide 11 - Quiz
Welke stelling is juist?
Het inverdieneffect van extra overheidsuitgaven betekent dat...
A
de overheid belastingen verhoogt om extra bestedingen te betalen
B
de overheid alleen geld steekt in winstgevende projecten
C
de overheid de uitkeringen moet verlagen om de extra bestedingen te financieren
D
door de extra uitgaven de economie meer groeit en daardoor de belastingontvangsten stijgen
Slide 12 - Quiz
Aan de slag
Maken 4.20 t/m 4.23
Klaar? Nakijken
Kijk of je helemaal bij bent met de opdrachten en anders eventueel verder werken.