Opdracht: Wat is jouw gedrag?
1. Bedenk een gedrag dat je vandaag hebt gedaan?
2. Wat was de prikkel?
3. Was de prikkel inwendig of uitwendig?
4. Wat was je motivatie voor het gedrag?
5. Is het gedrag aangeboren of aangeleerd?
6. Wat is de observatie van het gedrag?
7. Wat is de interpretatie van het gedrag?