Thema 6.4 Vruchten en zaden

thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.4 Vruchten en zaden
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
6.4 Vruchten en zaden

Slide 1 - Slide

wat gaan we vandaag doen?
herhaling vorige lessen: bestuiving/bevruchting
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 6.4 vruchten en zaden
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Slide

Sleep naar de goede plaats
stempel
Bloem bodem
stijl
Vrucht beginsel
Eicel
Zaad beginsel

Slide 3 - Drag question

grote
kroonbladeren
plakkerig 
stuifmeel
geen geur
vertakte
stampers
nectar
kleurige 
kroonbladeren
meeldraden buiten de bloem
geur
licht stuifmeel
onopvallende kroonbladeren
wind 
bestuiving
insecten 
bestuiving

Slide 4 - Drag question

Bij welk onderdeel vind de bestuiving plaats?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 5 - Quiz

Bij welk onderdeel vind de bevruchting plaats?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quiz

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kun je de veranderingen in het vruchtbeginsel na bevruchting beschrijven.

Slide 7 - Slide

Inleiding
Na de bevruchting ontstaan in het vruchtbeginsel 1 of meerdere zaden. Het vruchtbeginsel is het begin van een vrucht.

Vruchten zijn er in alle soorten en maten.

Slide 8 - Slide

6.4 Vruchten en zaden
Na de bevruchting verandert er veel in een bloem.
In het vruchtbeginsel beginnen 1 of meer zaadbeginsels te groeien.

Alleen de zaadbeginsels waarin de eicellen zijn bevrucht, groeien uit tot zaden.

De andere zaadbeginsels in het vruchtbeginsel verschrompelen.

Slide 9 - Slide

6.4 Vruchten en zaden
Het vruchtbeginsel wordt groter.
Het groeit uit tot een vrucht.

De zaden bevinden zich in de vrucht.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

6.4 Vruchten en zaden
De vrucht van een bonenplant heet een peulvrucht.

In de afbeelding op de vorige bladzijde zie je de veranderingen bij een bloem van een bonenplant.
We gaan deze veranderingen stap voor stap bekijken.

Slide 12 - Slide

1: de bloem voor de bevruchting.

2: Na de bevruchting beginnen het vruchtbeginsel en de zaadbeginsels te groeien.


Slide 13 - Slide

3. De kroonbladeren en de meeldraden vallen af, het vruchtbeginsel wordt steeds langer.

4. De bloemkelk verschrompelt, er blijft alleen een restant over. Ook van de stijl blijft alleen een restant over, ze zaadbeginsels worden groter.

Slide 14 - Slide

5. Als de boon rijp is, wordt de zaadhuid donkerder.

Uiteindelijk breekt de vrucht open en komen de zaden vrij.

Slide 15 - Slide

6.4 Vruchten en zaden
Sommige vruchten bevatten vruchtvlees: het zachte, soms eetbare gedeelte van de vrucht.


Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

6.4 Vruchten en zaden
Appels, kersen, tomaten en peulen zijn vruchten.
Bonen, erwten en de pitten in appels, kersen en tomaten zijn zaden.

In sommige vruchten zit maar 1 zaad.
In andere vruchten zitten meerdere zaden.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 21 - Quiz

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 22 - Quiz

Welk nummer wordt later een vrucht met zaden?

Is dit deel mannelijk of vrouwelijk?
A
Nummer 2 Mannelijk
B
Nummer 2 Vrouwelijk
C
Nummer 7 Mannelijk
D
Nummer 7 Vrouwelijk

Slide 23 - Quiz

Je ziet hiernaast een appel. Hoeveel vruchten en zaden zie je?
A
1 vrucht 1 zaadje
B
1 vrucht 2 zaadjes
C
2 vruchten 1 zaadje
D
2 vruchten 2 zaadjes

Slide 24 - Quiz

zelf aan de slag
6.4 Vruchten en zaden: maak de opdrachten 1 t/m 3 en 5 tm 8


Slide 25 - Slide

vruchten en zaden kunnen worden verspreid door?
A
dieren, wind, insecten,water
B
dieren,wind,water,plant zelf
C
plant zelf, dieren, water ,insecten
D
insecten,wind , plant zelf,

Slide 26 - Quiz

Hoe wordt deze vrucht met zaden verspreid?
A
Door dieren
B
Door de wind
C
Door de plant zelf

Slide 27 - Quiz

In de afbeelding zie je een braam.
Op welke manier worden de vruchten en zaden verspreid?
A
Door de plant zelf
B
Door de wind
C
Door dieren

Slide 28 - Quiz

Vrucht of zaad?
A
Vrucht
B
Zaad

Slide 29 - Quiz