Blok 6 grammatica

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 6 Grammatica
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 6 Grammatica
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Lesdoel
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Pak je boek en schrift van Nederlands op tafel. Open je boek op blz 269.



Slide 2 - Slide

2. Lesdoel
Aan het eind van deze les:
- weet je hoe je het werkwoordelijk gezegde vindt in een zin
- weet je hoe je het onderwerp vindt in een zin
- weet je hoe je het bijvoeglijk naamwoord vindt in een zin
- weet je hoe je voorzetsels vindt in een zin

Slide 3 - Slide

3. Mini-check + arrangementen
Verdiept --> 8 of hoger: Gwen en Keano.
Jullie maken zelfstandig opdracht 7 t/m 11 op blz 269 t/m 271.

De rest doet mee met de mini-check.

Slide 4 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de onderstaande zin:

Ik heb een hele reep chocolade gegeten.
A
Ik
B
heb
C
heb gegeten
D
gegeten

Slide 5 - Quiz

De fietsenmaker repareert morgen mijn fiets.
Wie repareert?

Slide 6 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?
De gestreken broek is van een lelijke man.
A
gestreken en lelijke
B
lelijke
C
broek en lelijke
D
broek en man

Slide 7 - Quiz

Wat is het voorzetsel in onderstaande zin:
De grote zeeleguaan leeft alleen rond de Galápagoseilanden.
A
Grote
B
Leeft
C
Alleen
D
Rond

Slide 8 - Quiz

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 7 t/m 11 op blz 269 t/m 271.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

het onderwerp
De werkwoorden in een zin vertellen wat er gedaan wordt of wat er gebeurt.

Het onderwerp in een zin vertelt wie of wat dat doet.

Slide 11 - Slide

Hoe vind je het onderwerp?
1. Je zoekt eerst het werkwoordelijk gezegde.
2. Dan stel je de vraag wie / wat + werkwoordelijk gezegde.

De leerlingen letten goed op.
Wie letten op? ....... de leerlingen.

Slide 12 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Slide

0

Slide 14 - Video

Voorzetsel

Een voorzetsel geeft vaak plaats, tijd of reden/oorzaak.


Een voorzetsel staat meestal vóór een lidwoord of een voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Slide

5. Begeleid inoefenen

Slide 16 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig opdracht 7 t/m 11 op blz 269 t/m 271



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdracht na.
Daarna ga je in stilte lezen of even op je IPad.
timer
1:00

Slide 17 - Slide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- weet je hoe je het werkwoordelijk gezegde vindt in een zin?
- weet je hoe je het onderwerp vindt in een zin?
- weet je hoe je het bijvoeglijk naamwoord vindt in een zin?
- weet je hoe je voorzetsels vindt in een zin?

                         

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Noteer in je agenda:
Maandag 23 mei
opdracht 7 t/m 11

Slide 19 - Slide