Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Je kunt het lijdend voorwerp vinden door de vraag te stellen: wie of wat + onderwerp + werkwoordelijk gezegde?
Lindy maakt haar huiswerk.
Wie of wat maakt Lindy? (Wat wordt gemaakt?) Haar huiswerk
Opmerkingen
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.
Een lijdend voorwerp bevat altijd een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord.
Niet in iedere zin staat een lijdend voorwerp.
In een zin met een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp.
Als het wederkerend voornaamwoord (zich) niet noodzakelijk hoort bij een werkwoord, is het een lijdend voorwerp.
Hij wast zich zich = lijdend voorwerp ( je kunt ook een ander wassen)
Hij schaamt zich zich = deel van het werkwoordelijk gezegde ( je kunt een ander niet schamen.)