Energie en arbeid

Energie en arbeid 
1 / 59
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 59 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Energie en arbeid 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen 
  • Kunnen uitleggen wat energie inhoudt met betrekking tot voedingstoffen en werking in het lichaam
  • Kunnen uitleggen wanneer er sprake is van energiebalans en kunnen aangeven wanneer deze uit balans is
  • Kunnen uitleggen wat de energiebehoefte is van iemand met daarbij het verschil tussen mannen en vrouwen
  • Uitleggen wat basaalmetabolisme is en de percentage aan kunnen geven van de basaalmetabolsime voor de totale hoeveelheid energiebehoefte
  • Methodes kunnen aangeven waarbij je kunt meten of je op gezond gewicht bent en hoeveel vetpercentage het lichaam bedraagt 
  • Kunnen uitleggen wat welvaartsziekten inhoudt met daarbij over- en ondergewicht

Slide 2 - Slide

Inleiding 
Om als mens te kunnen bewegen, het instant houden van de lichaamstemperatuur en voor groei en onderhoud, hebben we energie nodig. 

Alle energie komt van de zon. Planten zijn in staat zonne-energie vast te leggen in chemische stoffen zoals koolhydraten, eiwitten en vetten. 

Door het consumeren van deze stoffen - direct via plantaardige voedingsmiddelen en indirect via dierlijke voedingsmiddelen - worden mensen voorzien in energiebehoefte. 

De belangrijkste energiebronnen voor het lichaam zijn koolhydraten en vetten.


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Energiebalans 
Opname van voeding --> Verbruik van energie 
- Inwendige arbeid (Ruststofwisseling)
- Uitwendige arbeid

Handhaving lichaamstemperatuur

(neveneffect)

Als je over een langere tijd net zoveel energie binnenkrijgt als je verbruikt, dan kom je niet aan. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Hoe kun je de energie in balans houden?
• Eet niet meer dan je nodig hebt. Hiervoor kun je de Schijf van vijf gebruiken om hieraan te voldoen. Door iedere dag uit alle vakken van de Schijf van vijf voedingsmiddelen te nuttigen en je daaraan te houden weet je zeker dat je voldoende voedingsstoffen binnen krijgt
• Eet zo min mogelijk producten die buiten de Schijf van vijf staan. 
• Drink zo min mogelijk energierijke dranken zoals frisdrank, vruchtendrank en zuivel met toegevoegde suiker
• Drink water of thee/koffie zonder suiker
• Beweeg voldoende
• Hou je gewicht in de gaten door jezelf te wegen. Niet iedereen verbruikt dezelfde energie. Dit is per persoon verschillend en kun je op deze manier controleren. Doe dit 1x per week, niet vaker 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Energiebehoefte
De hoeveelheid energie die per dag nodig is, wordt als volgt bepaald.



En = R.S. + lichamelijke activiteit 

Slide 10 - Slide

Ruststofwisseling = R.S.
Opgebouwd uit:
- Basaalmetabolisme (grondstofwisseling)
- Thermogeen effect (verbranding)
- Groei (alleen tijdens periode van groei)

Slide 11 - Slide

Basaalmetabolisme 
Voor meer dan de helft wordt de totale hoeveelheid van de energiebehoefte bepaald door het basaalmetabolisme. Dit is de energie die het lichaam nodigt heeft voor het onderhouden van het lichaam. 
• Voor opbouw en afbraak van cellen
• Handhaven lichaamstemperatuur
• Ademhaling
• Hartslag 
• Activiteiten van het zenuwstelsel
• Hormoonproducerende klieren
Dit zijn basale processen die buiten de wil om gebeuren en gezamenlijk veel energie kosten. 
Ook al doe je ‘niks’, je lichaam is druk bezig met het verbruiken van energie.

Slide 12 - Slide

De hoeveelheid die je lichaam verbruikt in rust verschilt per persoon. Er zijn meerdere factoren die invloed hebben op het basaalmetabolisme:
Dag- en nachtritme
Overdag is het rustmetabolisme hoger dan in de nacht. Dit komt o.a. door wisselingen in hormoonconcentraties. 

Lichaamsgrootte
Hoe groter het lichaam, hoe hoger de energiebehoefte. Een groter lichaam bevat meer cellen dan een kleiner lichaam. Hierdoor heeft een groter lichaam meer energie nodig. 

Lichaamssamenstelling 
Niet alle lichaamsweefsels hebben evenveel energie nodig. Vetweefsel is een inactief weefsel. Spierweefsel daartegenover verbruikt veel energie. Het basaalmetabolisme is bij twee personen met hetzelfde gewicht, maar met een verschillend vetpercentage, het laagst bij degene met meer vet en minder spiermassa. Vetweefsel isoleert waardoor het lichaam minder warmte verliest. Hierdoor is het rustmetabolisme extra laag.

Slide 13 - Slide

Geslacht 
Door de bouw en grootte hebben mannen over het algemeen een hoger basaalmetabolisme dan vrouwen. Mannen zijn gemiddeld groter dan vrouwen en hebben een lager vetpercentage. Daarbij zijn er hormonale verschillen tussen mannen en vrouwen. Het rustmetabolisme varieert bij vrouwen onder invloed van hormonen. 

Leeftijd 
Ook de leeftijd heeft invloed op basaalmetabolisme. Kinderen hebben doordat ze nog groeien een verhoogd rustmetabolisme. Hoe ouder je wordt, hoe meer het afneemt. In de leeftijd van 30 – 60 jaar is het basaalmetabolisme ongeveer nog maar 15% van de energiebehoefte. 

Slide 14 - Slide

Overige factoren
- Voedingstoestand: ondervoeding kan leiden tot afname van het 
basaalmetabolisme.
- Psychologische factoren: angst kan basaalmetabolisme verhogen.
- Fysieke factoren: bij zwangerschap en borstvoeding neemt basaalmetabolisme toe.
- Ziekte: bij ziekte, koorts, infectie of gedurende herstel is het basaalmetabolisme hoger. 
- Farmacologische effecten: nicotine, cafeïne en gebruik van bepaalde medicatie kan het basaalmetabolisme verhogen.
- Omgevingstemperatuur: zowel een extreem laag of extreem hoge temperatuur laten het basaalmetabolisme toenemen. Dit komt omdat het lichaam moeite moet doen om de lichaamstemperatuur constant te houden.
- Genetische factoren 

Slide 15 - Slide

Vragen 

Slide 16 - Slide

Mensen die veel aan sport doen hebben een grotere spiermassa en daardoor een lager basaalmetabolisme.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

Jongere mensen hebben een hoger basaalmetabolisme dan oudere mensen.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Welke factor is van invloed op het basaalmetabolisme?

A
Voedingstoestand
B
Ondervoeding
C
Roken
D
Ruim gebrek aan koffie

Slide 19 - Quiz

Thermogeen effect (verbranding)
Energie die nodig is voor het verwerken van voedsel
- spijsvertering
- stofwisseling
Hierbij komt warmte vrij.

Door de maaltijdfrequentie op een dag te verhogen, neemt het thermogeen effect toe, ook als de totale energie-opname daarbij gelijk blijft. 

De samenstelling van voeding heeft ook invloed op de hoogte van het thermogeeneffect.
- Thermogenese is bij eiwitten veel hoger (25%) dan bij koolhydraten (8%) en vetten (4%)
- Eiwitten zijn de minst efficiënte leveranciers van energie. 

Slide 20 - Slide

Afvallen
Als je wilt afvallen wordt er geadviseerd om de voeding te verdelen over meerdere maaltijden en tussenmaaltijden per dag. 

Zonder daarbij de totale energie-opname te verhogen 
(verhogen maaltijdfrequentie)

Het afvallen wordt ook gevorderd door het vervangen van koolhydraten en vetten door eiwitten.

Slide 21 - Slide

PAL-waarde

Het niveau van lichamelijke activiteit wordt waargenomen d.m.v. de PAL-waarde. 
PAL = physical activity level. 
Om de energiebehoefte van een persoon te berekenen moet het basaalmetabolisme vermenigvuldig worden met de PAL-waarde. 

PAL-waarde zijn waarden die vast gesteld zijn. 

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Bepalen van energiebehoefte
Het 24 uurs energieverbruik wordt berekend door de basaalstofwisseling te vermenigvuldigen met de PAL-waarde.

Rekenvoorbeeld:
Bij een ruststofwisseling van 1400 kcal en een PAL-waarde van 1,5
(Zittend werk zonder mogelijkheid om te bewegen, maar weinig of geen inspannende vrijetijdsbesteding) 
Is de totale behoefte:
1400 kcal x 1,5 = 2100 kcal.

Energiebehoefte = basaalstofwisseling x Pal-waarde

Slide 24 - Slide

Energiebehoefte neemt toe bij groei, herstel na ziekte, tijdens zwangerschap en het geven van borstvoeding.

De stofwisseling verhoogd bij groei, ziekte (koorts), herstel en zwangerschap. Bij het geven van borstvoeding wordt er energie afgestaan via de melk. 

Slide 25 - Slide

Lichamelijke activiteit 
Lichamelijke activiteit heeft voor ongeveer 20-50% invloed op de energiebehoefte. 
Het energieverbruik tijdens lichamelijke activiteiten is afhankelijk van het lichaamsgewicht. 

Hierbij moet je denken aan de activiteiten waarbij het lichaam in beweging komt. 
Als het lichaam beweegt, worden de spieren in werking gesteld. Spieren hebben energie nodig om te kunnen functioneren. 

Slide 26 - Slide

Voorbeelden energieverbruik
1 mars
Wandelen 40 minuten 
Fietsen 32 minuten 
Zwemmen 25 minuten 

Aarbeientaart met slagroom
Wandelen 1 uur en 17 minuten 
Fietsen 1 uur
Zwemmen 49 minuten 

Slide 27 - Slide

Lichaamsgewicht 
De BMI (Body Mass Index) is een manier om te achterhalen of het gewicht in verhouding is tot de lichaamslengte. 
Door je BMI te berekenen en je middelomtrek te meten, krijg je een compleet beeld voor de inschatting van eventuele gezondheidsrisico’s. 
Aan je BMI kun je zien of je goed op gewicht bent, ondergewicht of overgewicht hebt. 
Een gezond gewicht is belangrijk om onder andere hart- en vaatziekten te voorkomen. 

Op internet zijn er tientallen sites waarin je d.m.v. het invoeren van je lichaamslengte en lichaamsgewicht meteen een uitkomst krijgt van je BMI. 
Je kunt je BMI ook zelf berekenen. 

Slide 28 - Slide

Beoordeling lichaamsgewicht 
1. Kinderen 0-20 jaar: groeicurves
2. Volwassenen:
- BMI (Body Mass Index)
- Middel-heup-omtrek verhouding 
- Huidplooimeting
- Electronenweegschaal  

Slide 29 - Slide

BMI 
Laten berekenen --> verschillende websites

Zelf berekenen 

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Link

Zelf BMI berekenen 
  Gewicht
BMI= ---------------
        Lengte x lengte 

Voorbeeld: 65 kilo: 1.70:1.70 = 22,5 = gezond gewicht 

Slide 32 - Slide








Met een gezond lichaamsgewicht wordt bedoeld: 
Een goede verhouding tussen vetmassa en vetvrije massa 

Slide 33 - Slide

Het gebruiken van de BMI-index is niet voor iedere doelgroep geschikt. 
Voor de volgende doelgroepen gelden andere getallen:

• Bij niet-blanke bevolkingsgroep, bijvoorbeeld Aziaten
Bij deze doelgroep neemt het risico al toe bij een lagere BMI.
• Kinderen 
Lengte- en gewichtstoename vaak ongelijkmatig. 
• Ouderen
Lichaamslengte neemt af, hierdoor stijgt de BMI.
• Zwangere vrouwen
Lichaamsgewicht neemt toe door dragen van een baby. 
• Intensieve sporters 
Toename van spiermassa 
• Mensen met oedeem 
Gewicht verhoogd door hoeveelheid vocht die wordt vastgehouden.


Slide 34 - Slide

Middelheupomtrek 
Middelomtrek (cm)
--------------------------
Heupomtrek (cm)

Slide 35 - Slide

Huidplooimeting
Dikte meten met een huidplooi-diktemeter 

Bepalen van het vetweefsel in het lichaam 

Slide 36 - Slide

Bio-elektrische impedantiemeting

Deze methode wordt steeds vaker gebruikt om de lichaamssamenstelling in te schatten.
Bij deze methode gaat er een zwakke wisselstroom via de hand en/of voeten door het lichaam. Hiermee wordt de impedantie gemeten of te wel de weerstand. De weerstand van de vetvrije massa is groter dan van de vetmassa. Zo kun je met deze methode achterhalen of alleen het percentage lichaamsvet verandert of ook de hoeveelheid spierweefsel. 
Bij oedeem, plaspillen, uitdroging of ondervoeding is deze methode niet betrouwbaar. Dit komt omdat elektrische geleiding in het lichaam grotendeels afhankelijk is van de hoeveelheid lichaamsvocht en elektrolyten.

Om de bio-elektrische impedantiemeting zo betrouwbaar mogelijk te laten zijn moet de test onder dezelfde omstandigheden als de vorige keren worden uitgevoerd. 

Slide 37 - Slide

vragen

Slide 38 - Slide

Voor het berekenen van de BMI bij ouderen die in lengte zijn afgenomen, moet men uitgaan van de huidige lengte.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 39 - Quiz

Een betrouwbare maar voor de lichaamslengte is de spanbreedte van de armen.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 40 - Quiz

Het percentage van overgewicht in Nederland onder volwassenen is:

A
20-40%
B
8-16%
C
40-60%
D
60-80%

Slide 41 - Quiz

Bij volwassenen spreken we van obesitas bij een BMI van:
A
25 of hoger met een vetpercentage van meer dan 22%
B
30 of hoger met een vetpercentage van meer dan 30%
C
25 of hoger
D
30 of hoger

Slide 42 - Quiz

Wat is de PAL-waarde?
A
Geeft het niveau van fysieke activiteit aan
B
Is de basaalstofwisseling samen met de specifieke dynamische werking
C
Is een term voor de specifiek dynamische werking

Slide 43 - Quiz

Meneer Bakker weegt zich altijd bij het opstaan en het naar bed gaan. 's Morgens weegt hij 83 kilo en
's avonds 84 kilo.
Dit verschil wordt veroorzaakt door:
A
Vocht en vet
B
Vocht, vet en spieren
C
Vocht

Slide 44 - Quiz

Arjen, 22 jaar, is in training voor de marathon. Zijn BMI is in drie maanden gestegen van 19,5 naar 20,6. Wat is de oorzaak?

A
Spiermassa
B
Botmassa
C
Spier- en vetmassa
D
Vochtgehalte

Slide 45 - Quiz

Energie en welvaartsziekten 
Overgewicht
Hoe kan het dat mensen meer gaan eten?
Dit is onderverdeeld in drie factoren: 
• Psychosociale factoren 
• Genetische factoren 
• Sociale factoren 

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Video

Gegevens mensen met overgewicht
Mensen met overgewicht stijgt. Niet alleen in welvarende landen, maar ook in snelgroeiende economieën zoals China en India. 

In Nederland heeft ruim 40-60% van de volwassenen een te hoog lichaamsgewicht.
8-16% van de volwassenen in Nederland heeft obesitas. 
In Amerika, Duitsland en Groot-Brittannië liggen de cijfers nog hoger. 

Slide 48 - Slide

Naarmate je ouder wordt, neemt het lichaamsgewicht toe. Dit zie je ook bij groepen mensen die lager opgeleid zijn. 

Bij kinderen is er een toename van lichaamsgewicht. In Nederland heeft 13% van de jongens en 15% van de meisjes overgewicht. 
Dit gaat om een groep van kinderen vanaf 3 jaar.

Slide 49 - Slide

Psychische factoren
Eten kan een compensatie betekenen voor onaangename gevoelens.
 Denk hierbij aan liefdesverdriet, eenzaamheid, verveling, spanningen en depressieve gevoelens. Deze worden ‘weggegeten’.

Mensen met een stabiel gezond lichaamsgewicht reageren alleen op interne prikkels van het lichaam. Door gevoel van honger en verzadigd gevoel.

Slide 50 - Slide

Lijngericht eetgedrag

Een lijngerichte eter heeft veel regeltjes voor zichzelf. Veel verboden voedsel bijvoorbeeld. Deze eters zijn altijd voortdurend aan de slanke lijn. Zij letten continu op wat er aan calorieën inkomt en welke nieuwste diëten er op de markt zijn. Op een gegeven moment overheerst de honger en wordt de drang om af te vallen weer even aan de kant geschoven. De kilo’s komen weer aan met veel frustraties en een nieuwe lijnpoging als gevolg. 

Elke hernieuwde poging tot af te vallen wordt moeilijker omdat de stofwisseling van je lichaam daalt door het jojo-effect.

Slide 51 - Slide

Genetische factoren 
Overgewicht door genetische afwijkingen komt weinig voor. Deze afwijkingen kunnen verdeeld worden in chromosoom- en genafwijkingen. 
Het meest bekend is het Prader-Willi-syndroom. Deze wordt gekenmerkt door:
• Abnormale lichaamsbouw
• Abnormale gelaatstrekken
• Verstandelijke beperking
• Voortdurend hongergevoel
• Een laag basaalmetabolisme 

Slide 52 - Slide

Afwijkingen van een gen waardoor eetlustregulatie zodanig is verstoord dat ernstige obesitas ontstaat, zijn zeer zeldzaam.
Het meest bekend is de gen mutatie waardoor de productie van het verzadigingshormoon leptine ontbreekt. Hierdoor is er sprake van een ongeremde eetlust. Dit kan behandeld worden door het hormoon leptine toe te dienen. 

Slide 53 - Slide

Aanleg voor overwicht kan wel genetisch bepaald zijn. Er zijn mensen die veel kunnen eten zonder aan te komen en er zijn mensen die enorm aankomen van te veel eten. 



Slide 54 - Slide

Er zijn verschillende manieren waarop het lichaam een teveel aan energie kan verwerken:
• Handhaven van de energiebalans door de ruststofwisseling te verhogen
• Opslag van te veel aan energie in de vetvrije massa (spieren)
• Opslag van te veel aan energie in onderhuids vet 
• Opslag van te veel aan energie in abdominaal vet (in de buik)

Slide 55 - Slide

Sociale factoren 
Er zijn veel dik makende factoren in onze samenleving:
• Arbeid die energie vraagt
• Toenemende drukte in het verkeer waardoor veel kinderen niet meer fietsen en buiten spelen
• Veel mogelijkheden voor vrijetijdsbesteding en communicatie die weinig energie kost
• Beschikbaarheid van veel, relatief goedkoop en smakelijk voedsel
• Steeds grotere porties 

Slide 56 - Slide

Behandelen van overgewicht 
Je kunt overgewicht het beste behandelen door meerdere mensen in te zetten. Arts, diëtist, bewegingstherapeut, psycholoog etc. Daarbij moet je er een tijd voor uit trekken. 
Snel afvallen is geen optie, je zult je leven drastisch moeten omgooien. 

Slide 57 - Slide

Ondergewicht 
Wanneer de voeding te weinig voedingstoffen bevat die energie geven, ontstaat er ondervoeding. Hierbij wordt je lichaamsgewicht steeds minder.
Het vetweefsel wordt als reservebron aangebroken. 
Bij ondergewicht ontstaat er ook een eiwitten te kort. Dit komt doordat eiwitten omgezet worden in glucose. 
In de meeste gevallen is er ook sprake van tekorten aan vitamines en mineralen. 

In Nederland komt deze vorm van ondervoeding weinig voor. In arme landen daarentegen komt ondervoeding veel voor. 


Slide 58 - Slide

Onvoldoende voedselopname met extreme vermagering zien we bij anorexia nervosa. Soms bij hoogbejaarden en ook bij alcohol en drugsverslaafden. 
Meestal ontstaat ondervoeding door ziekten.

Slide 59 - Slide