herhalen tijdvak 8

Toets tijdvak  8
1 / 29
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Toets tijdvak  8

Slide 1 - Slide

Herhaling tijdvak 8

Slide 2 - Slide

De periode van de Industriële revolutie plaatsen wij
A
1600-1700
B
1700-1800
C
1800-1900
D
1900-2000

Slide 3 - Quiz

De Industriële revolutie is na ... de grootste verandering in de geschiedenis van de mensheid
A
de landbouwrevolutie
B
de uitvinding van het wiel
C
tweede wereldoorlog
D
de Verlichting

Slide 4 - Quiz

Waarom begon de Industriële Revolutie in Groot-Brittannië?
A
Ze hadden veel werklozen door veranderingen in de landbouw
B
Ze vonden daar de stoommachine uit.
C
Ze hadden daar veel steenkool.
D
Er was veel vraag naar producten

Slide 5 - Quiz

De Industriële revolutie werd aangevuld door nog een revolutie
A
De technologische revolutie
B
de Franse revolutie
C
de Neolithische revolutie
D
de transportrevolutie

Slide 6 - Quiz

Voor de Industriele Revolutie
Na de Industriele Revolutie

fabrieken
kapitalisme
landbouwsamenleving
handwerkers
huisnijverheid
spinmachine

Slide 7 - Drag question

Welke reden wordt genoemd waarom tijdens de industriële revolutie veel mensen van het platteland naar de stad verhuisden?
A
Op het platteland was er minder werk
B
Het loon in de stad was hoger
C
De arbeidsomstandigheden minder goed op het platteland dan in de stad
D
Geen van de genoemde antwoorden is juist.

Slide 8 - Quiz

Liberalisme draait vooral om:
A
Veiligheid
B
Vrijheid
C
Religie
D
Gelijkwaardigheid

Slide 9 - Quiz

Volgens de liberalen moest er een grondwet komen om
A
ook de arbeiders stemrecht te geven
B
de macht van de koning te beperken
C
de rijkdom beter te verdelen
D
de bevolking meer hulp te bieden

Slide 10 - Quiz

Liberalen willen zo min mogelijk
A
bemoeienis en regelzucht van de overheid
B
macht voor fabriekseigenaren
C
vertegenwoordigers in de Tweede Kamer
D
buitenlandse invloeden

Slide 11 - Quiz

Liberalisme
Socialisme
Confessionalisme
Wie stemt?
Kern
Vrijheid
Rijken
Geloof
Gelovigen
Gelijkheid
Arbeiders

Slide 12 - Drag question

Nationalisten streven naar
A
een eigen natiestaat
B
een Europese gemeenschap
C
oorlogswinst
D
één sterke leider

Slide 13 - Quiz

Een belangrijk vak dat nationalisme kan bevorderen is
A
biologie
B
gym
C
geschiedenis
D
wiskunde

Slide 14 - Quiz

Wat is het parlement?
A
de eerste en tweede kamer samen
B
het kabinet
C
de overheid
D
alle ambtenaren in Nederland

Slide 15 - Quiz

Wie heeft de macht in een democratie?
A
de regering
B
de overheid
C
de dictator
D
het volk

Slide 16 - Quiz

Thorbecke was een:
A
Communist
B
Socialist
C
Man van adel
D
Liberaal

Slide 17 - Quiz

Ministeriële verantwoordelijkheid =
A
De minister is verantwoordelijk voor zichzelf
B
De minister moet verantwoording afleggen aan de koning
C
De minister moet verantwoording afleggen aan het parlement
D
De minister moet verantwoording afleggen aan de minister-president

Slide 18 - Quiz

Nederland kreeg in 1848 een nieuwe grondwet. Hieronder staan vier uitspraken over deze grondwet. Welke twee uitspraken zijn juist?
A
Met de nieuwe grondwet werd de schoolstrijd opgelost.
B
Nederland werd een constitutionele monarchie.
C
Het kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging werd in de grondwet vastgelegd.
D
De nieuwe grondwet was het begin van de ministeriële verantwoordelijkheid.

Slide 19 - Quiz

Bij welke stroming hoort deze poster?
A
Socialisme
B
Confessionalisme
C
Liberalisme
D
Geen van alle

Slide 20 - Quiz

Liberalisme
Socialisme
Confessionalisme
Wie stemt?
Kern
Vrijheid
Rijken
Geloof
Gelovigen
Gelijkheid
Arbeiders

Slide 21 - Drag question

Wat is Emancipatie?
A
Gelijke rechten krijgen
B
Wereld dat draait om de man
C
Wereld dat draait om de vrouw
D
Ongelijkheid in de wereld

Slide 22 - Quiz

Waarom begonnen katholieken een emancipatiestrijd?
A
Ze werden achtergesteld bij de protestanten
B
Het katholieke geloof was verboden
C
Ze wilden dat hun kerken werden gefinancierd door de overheid
D
Ze wilden dat hun godsdienstonderwijs werd betaald

Slide 23 - Quiz

Wat is de schoolstrijd?
A
De strijd om het openen van bijzonder onderwijs
B
De strijd om het sluiten van bijzonder onderwijs
C
De strijd om het recht op subsidie voor bijzonder onderwijs
D
De strijd om het recht op subsidie voor openbaar onderwijs

Slide 24 - Quiz

Wat is verzuiling?
A
De samenleving wordt ingedeeld op basis van levensbeschouwing
B
De samenleving wordt ingedeeld op basis van godsdiensten
C
De samenleving wordt ingedeeld op basis van leeftijd
D
De samenleving wordt ingedeeld op basis van geslacht

Slide 25 - Quiz

De verzuiling leidde tot:
A
De indeling van de jeugd in meisjes- en jongensgroepen
B
De opdeling van de bevolking in gelovigen en niet-gelovigen
C
Veel onenigheid in het Nederland van na WO II
D
Een samenleving waarin het leven zich vooral binnen een groep afspeelde

Slide 26 - Quiz

Wat is modern imperialisme?
A
Koloniën die een eigen staat wilden maken door onafhankelijkheid.
B
Het onafhankelijk worden van veel koloniën.
C
het zoeken naar meer grondgebied voor exploitatie.
D
De race om Afrika tussen Engeland en Frankrijk.

Slide 27 - Quiz

Wat is er "modern" aan het moderne imperialisme
A
Het vond plaats in de "moderne tijd"
B
Het had te maken met de industrialisatie
C
Het vond plaats in de tijd dat er democratiën kwamen
D
Het had te maken met de tijd na de ontdekkingsreizen

Slide 28 - Quiz

Europese burgers zijn steeds trotser op hun eigen land = nationalisme. Ze voelen zich ook beter dan veel landen = superioriteitsdenken en vinden daarom overheersing gerechtvaardigd. 
Europese landen zoeken een afzetmarkt voor de vele producten die de industriële revolutie oplevert. 
Europese landen concurreren met elkaar om wie de meeste macht heeft 
Door de industriële revolutie zijn er veel grondstoffen nodig om de machines draaiende te houden 
Economische oorzaak modern imperialisme 
Politieke oorzaak modern imperialisme 
Culturele oorzaak modern imperialisme 

Slide 29 - Drag question