GPL schooltaal hoofdstuk 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

GPL schooltaal

1. Even voorstellen-absenties-wat is CEOS?

2. Beginnen aan thema 1 (School): filmpje+discussie

3. Opdrachten maken 

Deel 1 

Kennismaking, absenties en introductie CEOS

GPL schooltaal

Tijdens deze GPL word je getraind in het beter begrijpen van schooltaalwoorden. 

schooltaal

* Schooltaal is een andere 'taal' dan spreektaal. Denk aan woorden als: 
noteren, formuleren, argument, limiet, paragraaf, citeren

* Deze woorden gebruik je niet vaak in het dagelijks leven, maar ze zijn op school erg belangrijk. 

Waarom doe je mee?

- Hoe meer schooltaalwoorden je kent, hoe beter je cijfers worden voor alle vakken! 

- Je kunt door te oefenen en leren snel beter worden in schooltaal. 

- Als je Cito-resultaten woordenschat en begrijpend lezen laag zijn, is dit je kans om eraan te werken. 

- Je kunt het meteen gebruiken bij alle lessen en toetsen. 

Opzet

-steeds 10 woorden per les leren 

-opdrachten tijdens de les

-thuisopdrachten

-diagnostische toetsen 

Benodigdheden

Schrift

Werkboek woordenboost  (al gekregen?)

Online account  (al online?)

Doelen van dit thema

Je leert je mening te verwoorden tijdens een discussie of groepsgesprek.

Je ontdekt de betekenis van 10 themawoorden en kunt deze op de juiste manier toepassen. 

Je doet kennis op over de retorica.

Deel 2 

Introductie thema 1: School 

Discussie (1/2)

-Wat is een argument?

-Waar moet je op letten als je je mening wilt verwoorden?

-Heb je weleens een debat bijgewoond/gevolgd op tv? Wat viel je op aan de mensen die hun mening gaven? Kun je een voorbeeld geven van een beroep waarbij mensen veel moeten debatteren? 

Discussie (2/2)

-Wat is het verschil tussen een debat en een discussie?

-Over welk onderwerp zou jij weleens een debat of discussie willen voeren met klasgenoten/docenten/anderen? Waarom? 

Extra: 

Stelling: 'Het gaat er bij retorica niet zozeer om wat je zegt, maar meer om hoe je het zegt'

Deel 3

Opdrachten met woordenlijst

Woordenlijst bij deze les: schrijf deze over! 

1. aanbevelen

2. afbeelden 

3. alinea

4. bevinding

5. collectie

6. debat

7. discussie

8. experiment

9. kwaliteit

10. limiet

Woordenlijst: vragen

-Welke woorden uit deze lijst ken je al? Schrijf deze in een woordweb met in het midden het woord 'school'.

 -Welke woorden vind je op dit moment lastig om te gebruiken? Omcirkel deze met een andere kleur pen. 

-Formuleer een zin met minimaal één themawoord waarin de betekenis van het woord duidelijk wordt. Lukt het om meerdere woorden in één zin te gebruiken? 

Maandag 17 januari

Thema 1: 
- opdrachten afmaken

-woordenlijst bespreken 

-stellingen voorbereiden en debatteren 

Woordenlijst: opdrachten

-online D-toets

-Puzzel in werkboek (p. 6) 

-Creatieve opdracht (p. 6)

-Werkboek omdraaien: opdracht bij thema 1 op p.4

-Draai werkboek weer terug: thuisopdracht (p.7)

Nakijken

Puzzel

Woordenlijst: bespreken

Zijn de woorden duidelijk?

aanbevelen

afbeelden

alinea

bevinding

collectie

debat

discussie

experiment

kwaliteit

limiet

adviseren

portretteren, voorstellen

stukje tekst dat begint en eindigt met een nieuwe regel

een conclusie

een verzameling

(openbare) discussie

een uitwisseling van meningen

onderzoek, proef, probeersel

hoe goed of waardevol iets is

grens

Laat de leerlingen in tweetallen de themawoorden bespreken. Zijn er woorden

waarvan de betekenis of de toepassing ervan nog niet helemaal duidelijk

zijn? Laat de leerlingen eventuele lastige woorden op een memoblaadje

schrijven en verzamel deze als leerkracht. Bespreek plenair de lastige

woorden en vraag enkele leerlingen die het desbetreffende woord begrijpen

om het woord met behulp van een voorbeeldzin duidelijk te maken.

Stelling formuleren

Formuleer in tweetallen een stelling met minimaal één themawoord bij een van deze onderwerpen:

-vrijheid

-leerplicht

-gezondheid

Debat

1. Een of twee stellingen kiezen 

2. Groep indelen in twee groepen: voor en tegen 

3. 2 minuten: argumenten verzinnen 

4. Debatteren 

Regels

Maximaal tien minuten per stelling gebruiken

Laat elkaar uitpraten 

Let op je taalgebruik: wees beleefd en respectvol