M2-4 My, mine, of mine

Possessive Pronouns
Bezittelijke Voornaamwoorden
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2,3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Possessive Pronouns
Bezittelijke Voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

Aan het einde van de les:

* Weet je alle bezittelijke voornaamwoorden in het Engels en kun je ze goed in de zin gebruiken.

Slide 2 - Slide

What possessive
pronouns do you know?

Slide 3 - Mind map

Possessive (bezittelijke) pronouns
'zelfst. nw erna'

Mijn  =  My
Jouw  =  Your
Zijn  =  His
Haar  =  Her
zijn/haar (ding)  =  Its
Ons/onze  =  Our
Jullie  =  Your
Hun  =  Their
'Zonder zelfst naamwoord'
van mij =  mine
van jou  =  yours
van hem  =  his
van haar  =  hers
--
van ons  =  ours
van jullie  =  yours
van hen  =  theirs
'zelfst. nw met lidwoord ervoor'
van mij =  of mine
van jou  =  of yours
van hem  =  of his
van haar  =  of hers
--
van ons  =  of ours
van jullie  =  of yours
van hen  =  of theirs

Slide 4 - Slide

voorbeelden
This is my house.
This house is mine.
This is a house of mine.

Slide 5 - Slide

Exercise 1
Choose the correct possessive pronoun

Slide 6 - Slide

This is (mijn) bike, it is (van mij)
A
mine, my
B
my, my
C
mine, of mine
D
my, mine

Slide 7 - Quiz

See that house? (zijn/haar) roof is high.
A
his
B
her
C
its
D
it's

Slide 8 - Quiz

(Onze) mother gave (haar) friend a car.
A
us, hair
B
our, her
C
ours, of hers
D
our, hers

Slide 9 - Quiz

(hun) train is late.
A
of theirs
B
them
C
theirs
D
their

Slide 10 - Quiz

Is that car there (van hen)?
A
of them
B
theirs
C
their
D
they

Slide 11 - Quiz

Is that (hun) car? No, it is (de onze)
A
they, our
B
their, of our
C
their, ours
D
theirs, us

Slide 12 - Quiz

Is that (zijn) book? No, it's (de hare)
A
him, hers
B
his, her
C
him, her
D
his, hers

Slide 13 - Quiz

This is Peter, he is a friend (van mij).
A
my
B
of mine
C
mine
D
of me

Slide 14 - Quiz

An uncle (van haar) went to Scotland last year.
A
of hers
B
of her
C
hers
D
her

Slide 15 - Quiz

A teacher (van jouw), called me this morning.
A
of you
B
yours
C
of yours
D
your

Slide 16 - Quiz