Basisstof 3: De bloedvaten

Het bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen. Het bloedplasma bestaat vooral uit
A
water
B
eiwitten
C
opgeloste voedingsstoffen,
1 / 12
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Het bloed bestaat uit bloedplasma en bloedcellen. Het bloedplasma bestaat vooral uit
A
water
B
eiwitten
C
opgeloste voedingsstoffen,

Slide 1 - Quiz

Rode bloedcellen
A
vervoeren zuurstof
B
zorgen voor stolling
C
bevatten fibrogeen
D
bestrijden ziekteverwekkers

Slide 2 - Quiz

Vanuit welke kamer wordt het bloed de grote bloedsomloop in gepompt?

Slide 3 - Open question

Basisstof 3: De bloedvaten

Slide 4 - Slide

Wat moet je kunnen?
  •  Je kunt benoemen dat in je lichaam drie typen bloedvaten zitten: slagaders, haarvaten en aders.
  • Je kunt uitleggen dat de bloeddruk de kracht is waarmee het bloed tegen de wand van de bloedvaten drukt.
  •  Je kunt uitleggen welke functies slagaders hebben en hoe kun je ze herkennen
  •  Je kunt uitleggen welke functies haarvaten hebben en hoe kun je ze herkennen
  •  Je kunt uitleggen welke functies aders hebben en hoe kun je ze herkennen

Slide 5 - Slide

Bloedvaten 
welke typen bloedvaten zijn er?
  1. Slagaders
  2. Aders
  3. Haarvaten


Slide 6 - Slide

Slagader

Slide 7 - Slide

Haarvaten
Ín de organen zitten de kleinste vertakkingen: de haarvaten. De wand van een haarvat is 1 cellaag dik.
In de haarvaten (dus in de organen) vindt de uitwisseling van stoffen plaats. Dit kan door die dunne wand van het haarvat.
De bloeddruk in een haarvat is laag.

Slide 8 - Slide

aders
aders bewegen naar het hart toe.

de aders hebben een dunnere wand. in de aders zitten kleppen om te voorkomen dat het bloed terug kan.

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Maken opdrachten Thema 6 basisstof 3
opdrachten 15, 16, 18, 19, 20 & 21

Klaar? Bij mij laten controleren
Gecontroleerd? --> nakijken met nakijkboekje
Nagekeken? --> Schrijf de begrippen met betekenis op in je schrift.

Slide 10 - Slide

Hoe heet de slagader die zuurstofarm is?

Slide 11 - Open question

wat is de grootste slagader?

Slide 12 - Open question