Test hoofdstuk 7 magnetisme

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 3

Het magnetisme van een permanente magneet kun je uitschakelen

1. waar
2. niet waar

De noordpool van een permanente magneet en de zuidpool van een elektro-magneet stoten elkaar af.

1. waar
2. niet waar

Bij gelijkspanning blijft de richting van de stroom in de stroomkring gelijk.

1. waar
2. niet waar

De frequentie is het aantal wisselingen per seconde

1. waar
2. niet waar

Een transformator heeft twee spoelen.

1. waar
2. niet waar

Een transformator werkt op wisselspanning.

1. waar
2. niet waar

Welk voorwerp kun je optillen met een sterke magneet?

1. dakgoot van zink
2. fiets van aluminium
3. pot van koper
4. staaf van staal

Najib maakt vier tekeningen van de krachtlijnen rond een staafmagneet
In welke tekening zijn de krachtlijnen goed getekend?

1. tekening A
2. tekening B
3. tekening C
4. tekening D

Een magneet heeft een zuidpool en een noordpool. De magneet wordt doormidden gebroken
Wat gebeurt er met het magnetisme van de twee delen?

1. beide delen zijn niet meer magnetisch
2. rood = noordpool blauw(wit)=zuidpool
3. breuklijnen stoten elkaar af
4. breuklijnen trekken elkaar aan

Een fietsdynamo wekt elektrische stroom op.
Wat draait er rond in een fietsdynamo?

1. Koperen kern
2. Magnetische kern
3. Nikkel kern
4. Ijzeren kern

Serie of parallel?

1. Dit is een serieschakeling
2. Dit is een parallelschakeling

Met welke eenheid meten we spanning

1. ampere
2. vermogen
3. volt
4. watt

Wat is het symbool voor de weerstand

1. W
2. R
3. Ω
4. D

Wat doet een weerstand

1. De stroom zo snel mogelijk doorlaten
2. De stroom helemaal tegenhouden
3. de stroom een beetje tegenhouden (vertragen van de stroom
4. de stroom versnellen

Wanneer is de weerstand bij een LDR zo klein mogelijk?

1. Bij een lage temperatuur
2. Bij een hoge temperatuur
3. Bij veel licht
4. Bij weinig licht

Wat gebeurt er met de weerstand als een NTC in de zon ligt?

1. Wordt lager
2. Wordt hoger

NTC

1. Niet tellende coëfficiënt
2. Temperatuur gevoelige weerstand.
3. Negatieve type weerstand

Wat is de functie van het relais?

1. Het relais meet de spanning
2. Het relais werkt als spanningsdeler
3. Het relais meet de stroomsterkte
4. Het relais werkt als schakelaar

Hoeveel "pootjes" heeft de transistor?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Een transistor is een elektrische schakelaar. Welke 3 aansluitpunten heeft de transistor?

1. a, b, c
2. b, c, d
3. b, c, e
4. c, d, e

Gaat de zoemer zoemen als de deur opengaat?

1. Nee, want dan is het reedcontact dicht
2. Ja, want dan is het reedcontact dicht
3. Nee, want dan is het reedcontact open
4. Ja, want dan is het reedcontact open