Theorie: Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde bestaat altijd uit een werkwoordelijk deel en naamwoordelijk deel.
In een naamwoordelijk gezegde staat altijd een koppelwerkwoord. De koppelwerkwoorden zijn: zijn, worden, heten, blijven, schijnen, lijken, blijken (en dunken en voorkomen).
Het werkwoordelijk deel bestaat uit:
een koppelwerkwoord of
een koppelwerkwoord en een of meer werkwoordsvormen
Het naamwoordelijk deel bestaat uit de rest en wordt door het koppelwerkwoord aan het onderwerp ‘gekoppeld’. Het naamwoordelijk deel zegt namelijk altijd iets over het onderwerp.
Voorbeeld:
De wedstrijd werd een mislukking.
werd een mislukking is het naamwoordelijk gezegde; werd = werkwoordelijk deel en koppelwerkwoord;
Theorie: blz Hv = blz 121, V = blz