Taalverzorging blok 7 + 9 les 7

Taalverzorging
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taalverzorging

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Grammatica

Slide 3 - Slide

Woordsoorten

Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsel
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Vragend voornaamwoord

Mavo-xl:
zelfstandig-, hulp- en koppelwerkwoord
Zinsontleden

Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Zin in zinsdelen verdelen
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling



Mavo-xl:
naamwoordelijk gezegde

Slide 4 - Slide

Zins- en alineaverbanden

Slide 5 - Slide

Zinsverbanden

Zinsverband = een verband binnen een zin of tussen zinnen.

VB. Kleine kriebelbeestjes komen al eeuwen op aarde voor. 
Zo houdt de kakkerlak het al meer dan 200 miljoen jaar vol.

 

Slide 6 - Slide

Verbanden
Zinsverband: Zinnen hebben met elkaar te maken.
Voorbeeld: In de eerste zin wordt iets gedaan. In de volgende zin lees je wat erna gebeurd .

Alineaverband:  In de eerste alinea wordt iets gezegd. In de volgende alinea lees je een voorbeeld.

Slide 7 - Slide

Signaalwoorden (uitleg) 
Tekstverband:                                                  Signaalwoord:
voorbeeld                                                           zo, zoals, bijvoorbeeld
reden                                                                   want, omdat, daarom
conclusie                                                           dus, kortom
opsomming                                                       ook, verder, daarnaast
tegenstelling                                                    maar, echter, toch


Slide 8 - Slide

Signaalwoorden
en tekstverbanden

Slide 9 - Slide

 Signaalwoorden

Een tekst zonder signaalwoorden bestaat eigenlijk niet! 
Zelfs het simpelste woordje 'en' is een signaalwoord.

Ik pakte mijn fiets EN fietste naar school. --> Er wordt iets OPGESOMD!

Slide 10 - Slide

Wanneer is er sprake van een zinsverband?
A
Als twee zinnen achter elkaar staan geschreven.
B
Als de woorden goed bij elkaar passen
C
Als twee zinnen een verband met elkaar hebben

Slide 11 - Quiz

Signaalwoorden geven zinsverbanden en alineaverbanden aan.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband tegenstelling?
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 13 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband voorbeeld?
A
samenvattend
B
echter
C
ter toelichting
D
zo

Slide 14 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband opsomming?
A
en
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 15 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij het zinsverband opsomming?
A
nu
B
aan de ene kant
C
bovendien
D
zoals

Slide 16 - Quiz

Signaalwoord
Geen signaalwoord
 
   ook

   aan

  word

   zo

  door

  slecht

Slide 17 - Drag question

Signaalwoord
Geen signaalwoord

maar

   aan

worden 


 want

Hoewel

  slecht

Slide 18 - Drag question

Spelling en formuleren
vaste voorzetsels: een voorzetsel dat altijd bij een bepaald werkwoord hoort. Bijvoorbeeld: waarschuwen voor, streven naar, overtuigen van, zorgen maken over

dubbele ontkenning: nooit niet, nooit geen, verbieden om iets niet te doen
als en dan: groter of kleiner? dan
net zo, even, twee keer zo veel... als
maak het langer!

voor- en achtervoegsels: voorzichtig, onvoorzichtig / eiwitrijk, eiwitarm

leestekens: hoofdletters, leestekens (apostrof)

cijfers en getallen: kleine getallen (tot twintig) en ronde getallen schrijf je voluit: achttien, negentig
maten, gewichten, jaartallen en afstanden als getal: 53 procent, 4 kilometer
samentrekkingen

Slide 19 - Slide

Aan de slag!
Maak vanaf blz. 25 opdracht 23, 26, 28


mavo-xl: extra instructie grammatica woordsoorten!
opdracht 10 (extra, blz. 14)


Slide 20 - Slide

Mavo-xl
drie soorten werkwoorden:
zelfstandig werkwoord OF koppelwerkwoord
hulpwerkwoord



Slide 21 - Slide

Mavo-xl
Er is altijd één belangrijkste werkwoord in de zin. Dat is een zelfstandig werkwoord OF een koppelwerkwoord.

Alle andere werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.

Het zelfstandig werkwoord geeft de handeling (wat er gebeurt) aan. 

Slide 22 - Slide

Mavo-xl
Het zelfstandig werkwoord geeft de handeling (wat er gebeurt) aan. 

Als het belangrijkste werkwoord een koppelwerkwoord is, dan geeft het geen handeling aan, maar is het iets. 
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen

Zou mijn iPad al zijn bezorgd?
De taart wordt echt prachtig!
De voorjaarsvakantie was een groot succes.

Slide 23 - Slide

Mavo-xl
Er is één zelfstandig OF koppelwerkwoord.

Alle overige werkwoorden zijn hulpwerkwoorden.

Zou mijn iPad al zijn bezorgd?
Marco is twee maanden afwezig geweest.
Zal hij nu niet meer zo veel afwezig zijn?

Slide 24 - Slide