What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2a1 naamwoordelijk gezegde
Welkom!
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welkom!
Slide 1 - Slide
Programma
Lezen (30 minuten)
Naamwoordelijk gezegde (10 minuten)
Oefenen met naamwoordelijk gezegde (20 minuten)
Klassikaal bespreken opdrachten (15 minuten)
Spelletje, doelen bereikt? (10 minuten)
Slide 2 - Slide
Lezen
Wat?
Lezen in een boek
Hoe?
In stilte
Tijd?
15 minuten
timer
30:00
Slide 3 - Slide
Programma
Lezen (30 minuten)
Naamwoordelijk gezegde (10 minuten)
Oefenen met naamwoordelijk gezegde (20 minuten)
Klassikaal bespreken opdrachten (15 minuten)
Spelletje, doelen bereikt? (10 minuten)
Slide 4 - Slide
Doelen
Je kunt de zwabbels dromen, alweer :-)
Je weet nu wat het naamwoordelijk gezegde is.
Slide 5 - Slide
Naamwoordelijk gezegde
Het naamwoordelijk gezegde geeft aan dat het onderwerp van de zin iets
is
Bij het WWG
doet
het onderwerp iets.
Maar eerst moeten we de soorten werkwoorden kunnen onderscheiden:
hulpwerkwoord, zelfstandig werkwoord, koppelwerkwoord
Slide 6 - Slide
Met je ogen dicht opnoemen!
ZWABBELS
Slide 7 - Slide
Uitzondering!
Als het werkwoord 'zijn' (of een vervoeging daarvan) betekent "zich bevinden", dan is het géén koppelwerkwoord.
Pierre is dokter
> wél koppelwerkwoord, onderwerp is iets
Pierre is in de tuin
> géén koppelwerkwoord, geeft plaats aan
Slide 8 - Slide
Naamwoordelijk gezegde
Een naamwoordelijk gezegde bestaat uit twee delen:
Werkwoordelijk deel (ww.deel)
= alle ww in de zin
Naamwoordelijk deel (nw. deel)
= eigenschap van het onderwerp (vaak een zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord > een 'naamwoord' dus!)
TIP: in een zin met een NWG staat nooit een lijdend voorwerp!
Slide 9 - Slide
Uitvinden of de zin een WWG of NWG heeft
Tel het aantal werkwoorden in de zin:
1 werkwoord: dat ww is de PV en
ZWW of KWW
2 werkwoorden: PV =
HWW
, andere ww is
ZWW of KWW
3 of meer werkwoorden: PV =
HWW
, 1 van de andere ww is
ZWW of KWW
, de rest is
HWW
Slide 10 - Slide
Voorbeeld
Thomas is een fanatiek wielrenner.
Slide 11 - Slide
Voorbeeld
Thomas is een fanatiek wielrenner.
ww. deel = is
nw. deel = een fanatiek wielrenner
nwg = is een fanatiek wielrenner
Slide 12 - Slide
Programma
Lezen (15 minuten)
Instructie naamwoordelijk gezegde (10 minuten)
Oefenen met naamwoordelijk gezegde (15 minuten)
Spelletje, doelen bereikt? (5 minuten)
Slide 13 - Slide
Oefenen met het NWG
Wat?
Blok 3 opdracht 3 (blz 130)
Hoe?
In je schrift, overleggen met je buurman/-vrouw mag
Hulp?
Steek je hand op
Tijd?
15 minuten
Klaar?
Blok 3 opdracht 4 (blz 130)
timer
8:00
Slide 14 - Slide
Programma
Lezen (15 minuten)
Instructie naamwoordelijk gezegde (10 minuten)
Oefenen met naamwoordelijk gezegde (15 minuten)
Spelletje, doelen bereikt? (5 minuten)
Slide 15 - Slide
Doelen
Je kunt de zwabbels dromen ;-)
Je weet nu wat het naamwoordelijk gezegde is.
Slide 16 - Slide
Wat houdt het naamwoordelijk gezegde in?
A
koppelwerkwoord + naamwoordelijk deel
B
koppelwerkwoord
C
koppelwerkwoord + een kernmerk of eigenschap van het onderwerp
D
alle werkwoorden in de zin
Slide 17 - Quiz
In een naamwoordelijk gezegde...
A
doet iemand iets
B
wil iemand iets
C
is iemand iets
D
staan alleen maar werkwoorden
Slide 18 - Quiz
Benoem het nwg:
Hij blijkt een goede surfer te zijn.
A
blijkt een goede surfer
B
hij blijkt te zijn
C
blijkt een goede surfer te zijn
D
een goede surfer te zijn
Slide 19 - Quiz
Kan 'is' een koppelwerkwoord zijn?
A
Ja
B
Nee
Slide 20 - Quiz
Wat zijn de koppelwerkwoorden?
A
zijn, worden, blijven
B
schijnen, blijken, lijken, heten, dunken, voorkomen
C
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen
D
zijn, worden, blijven, gaan, schijnen, blijken, lijken, heten, dunken, voorkomen
Slide 21 - Quiz
Wat is geen koppelwerkwoord?
A
heten
B
lijken
C
worden
D
mogen
Slide 22 - Quiz
Wat is geen koppelwerkwoord?
A
gaan
B
lijken
C
worden
D
schijnen
Slide 23 - Quiz
Vooruitkijken: maandag
Lezen >
leesboek mee!
Oefenen naamwoordelijk gezegde
Bedrijvende en lijdende vorm
Slide 24 - Slide
More lessons like this
2x nwg
March 2022
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
Hoofdstuk 2 - les 3
October 2024
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
3H - Grammatica les 2.1
March 2024
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
2h1 naamwoordelijk gezegde
March 2022
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
1.7 Grammatica zinsdelen les 3
September 2021
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Week 16 Les 2: Herhalen zinsdelen, uitleg naamwoordelijk gezegde (Gram. H4)
April 2020
- Lesson with
16 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
1.7 Grammatica zinsdelen les 3
August 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Grammatica: redekundig (les 9)
October 2019
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2