This lesson contains 16 slides, with text slides and 2 videos.
Items in this lesson
14.3 groepsvorming
Slide 1 - Slide
Groepsvorming
Bindingen tussen meer dan twee mensen die tot stand komen doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.
Slide 2 - Slide
5 fasen in de ontwikkeling van nieuwe groepen
1. oriëntatiefase: onzekerheid over de manier van het met elkaar omgaan
2. conflictfase: verschillen in opvattingen
3. integratiefase: een zeker evenwicht komt tot stand tussen opvattingen over samenwerking.
4. uitvoeringsfase: samenwerking in de groep verloopt ongestoord
5. ordefase: de groepsleden proberen de manier van samenwerken aan verdere regels te binden -> institutionalisering van de groepssamenwerking.
Slide 3 - Slide
Groepsvorming impliceert dat men onderscheid maakt tussen wie er wel en wie er niet tot de groep behoort (in- en uitsluiting).
Als er in een groep een hoge mate van groepscohesie is, dan zullen individuele leden geneigd zijn zich aan te passen aan de formele en informele regels en gewoontes van de groep.
Slide 4 - Slide
Soorten groepen
Formele groepen
Informele groepen
Van welke formele en informele groepen maak jij deel uit?
Slide 5 - Slide
Primaire of secundaire groepen
- Groepsleden hebben een persoonlijke relatie
Voorbeeld?
- Minder intensieve contacten en meer zakelijke relaties
voorbeeld?
Slide 6 - Slide
Ingroup
Mensen die bij de
groep horen
Outgroup
Mensen die niet bij de groep horen
Slide 7 - Slide
Sociale categorieën
Deze groepen delen dezelfde kenmerken, hebben geen gemeenschappelijke normen en waarden met elkaar en hebben in principe geen contact met elkaar. Bijvoorbeeld mensen met dezelfde achtergrondkenmerken zoals vrouwen of bejaarden.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
14.4 Sociale cohesie als bindmiddel voor de samenleving
Sociale cohesie
“het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het gevoel een groep te zijn, lid te zijn van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn, en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen”.
Slide 10 - Slide
sociale cohesie bevorderen
1. Wederzijdse afhankelijkheid (of eigenbelang)
2. Dwang (of macht)
3. Gedeelde waarden en normen (saamhorigheidsbesef)
Slide 11 - Slide
Wat houdt een samenleving bijeen?
Gedeelde waarden en normen (socialisatie en acculturatie)
Wederzijdse afhankelijkheid (bindingen)
Dwang (zowel ditatoriaal als democratisch)
Slide 12 - Slide
Politieke cohesie
Politieke cohesie duidt op de binding met de staat waarin men woont en op de binding met de natie waartoe men behoort (o.a. door gedeelde geschiedenis, een gemeenschappelijke taal en een gezamenlijke cultuur en symbolen)
Slide 13 - Slide
Schuyt onderscheidt een drietal probleemgebieden die betrekking hebben op politieke cohesie
1. De politieke betrokkenheid. De binding van de burgers aan de politiek zou verminderd zijn.
2. De bestuurlijke schaalvergroting. De politie, de veiligheid, de gezondheid, de infrastructurele voorzieningen gaan de gemeentelijke schaal te boven.
3.‘Gemankeerde communicatie’. Veel bestuurders en politici spreken een eigen taal, die niet wordt verstaan door burgers. De binding met de achterban wordt hierdoor ondermijnd.
Slide 14 - Slide
Sociale instituties
Een complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties reguleren
Voorbeelden van sociale instituties zijn het samenlevingsverband dat wij de familie noemen, het rechtssysteem of het huwelijk. Ook de taal is een sociale institutie.