Lezen (les 6)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Lezen (les 6)

Herhaling lezen 1.3 en 2.3 

Wat moet je van 1.3 weten?

• Je moet de leesstrategieën kennen.  Verkennend, nauwkeurig, zoekend en studerend lezen.
• Je moet weten wat je bij welke leesstrategie moet doen. Bijvoorbeeld: bij verkennend lezen kijk je naar titel, kopjes, plaatjes, bron etc. 
• Je moet weten dat een tekst uit een inleiding, een kern en een slot bestaat.
• Je moet de kernzin (belangrijkste zin) van een alinea kunnen geven. Deze zin staat meestal aan het begin van de alinea of aan het eind van de alinea. 

Wat moet je van 2.3 weten?

• Je moeten weten dat een objectieve tekst een tekst is waar vooral feiten instaan.
•  Je moet de volgende tekstsoorten kennen: informatieve tekst, betogende tekst (staan meningen in), activerende tekst, amuserende tekst.
• Je moet de volgende tekstdoelen kennen: informeren, overtuigen, amuseren en activeren. 

Hoe is de toets opgebouwd? 

• 12 vragen 
• Vraag 1: wat is het onderwerp van de tekst? 
• Vraag 2: om wat voor soort informatieve tekst gaat het?
• Vraag 3: waar blijkt dit uit?
• Vraag 4: Wat is de kernzin van ....?
• Vraag 5: In regel ... staat .... Is dit objectieve informatie of niet? LEG UIT 
• Vraag 6: Welk signaalwoord in alinea .. geeft een tegenstellend verband aan?
• Vraag 7: Citeer twee meningen uit de tekst 

Lees tekst 7 en tekst 8 van 2.3 verkennend

Wat is het onderwerp van tekst 7 en van tekst 8. Noteer als volgt: tekst 7=... tekst 8=...

Tot welke tekstsoort behoren beide teksten?

1. Amuserende teksten
2. Overtuigende teksten
3. Informerende teksten
4. Activerende teksten

Wat is de kernzin van alinea 1 uit tekst 7?

In welke alinea in tekst 7 vind je het antwoord op de vraag in de titel van de tekst?

Maak nu zelf 2.3 opdr 19, 20 en 21

Volgende les: test jezelf 1.3 en 2.3 maken in de les