Examentips deel 1: vragen

Tips CSE Nederlands
Dinsdag 23 mei 2023 13:30-15:30
1e tijdvak

1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Tips CSE Nederlands
Dinsdag 23 mei 2023 13:30-15:30
1e tijdvak

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Ik weet hoe een CSE Nederlands is opgebouwd.
Ik weet welke soort vragen er worden gesteld. 
Belangrijkste theorie voor tekstbegrip in vogelvlucht. 
Ik oefen met oude examens via Examenkracht of examenblad.nl


Slide 2 - Slide

Verbeteringen duidelijk maken

Slide 3 - Slide

Soorten vragen
Meerkeuzevragen: streep af 2 af die sowieso fout zijn, kies de beste van overgebleven keuzes. 
Samenvattingsvragen
Open vragen

Slide 4 - Slide

Samenvattingsvragen
Sommige vragen op het CSE zullen over samenvatten gaan. Deze vragen toetsen of je:
hoofdzaken in een tekst kunt herkennen;
hoofdzaken van bijzaken kunt onderscheiden;
tekstgedeelten in de juiste volgorde kunt zetten. 

Slide 5 - Slide

Voorbeeld samenvattingsvraag

Slide 6 - Slide

Open vragen
  • Leg uit / Verklaar: geef een uitleg in je eigen woorden. Schrijf dus geen zinnen uit de tekst over.
  • Noem twee ... / Welke twee ...: schrijf dan twee dingen op. Niet meer, alleen de eerste twee worden nagekeken.
  • Citeer een zin: schrijf de eerste twee woorden van een zin op en de laatste twee woorden. Daartussen gebruik je drie punten. Zet het regelnummer tussen haakjes. "Het is ... tekst over." (r.23)
  • Citeer een zinsgedeelte/ 1 woord: schrijf alleen de woorden op die antwoord geven, niet de gehele zin, aanhalingsteken, regelnummer tussen haakjes. " politie treedt op" (regel 37)

Slide 7 - Slide

Tekstverbanden / signaalwoorden 
Nieuw Nederlands blz. 206

Slide 8 - Slide

Voorbeeldvragen tekstverbanden
  • Wat is het verband tussen alinea 4 en 5?
  • Wat is de functie van alinea 5 ten opzichte van alinea 5?

Het is belangrijk om de signaalwoorden en tekstverbanden van de vorige dia uit je hoofd te leren.
Kennen = herkennen = snel juiste antwoord kiezen

Slide 9 - Slide

Tekstdoelen
  • Wat wil de schrijver bereiken bij de lezers met zijn tekst?
  • Voorbeeld van tekstdoelen:
  • Informeren;
  • Activeren;
  • Overtuigen;
  • Amuseren.

Slide 10 - Slide

Functies inleiding en slot
Inleiding
Slot
Het onderwerp noemen
Een conclusie of samenvatting geven
De aanleiding noemen
Een advies of waarschuwing geven
De centrale vraag stellen
Een toekomstverwachting uitspreken
De mening van de schrijver geven
Een samenvatting geven
Een persoon of personen introduceren

Slide 11 - Slide

Advertentie          
Illustraties kunnen verschillende functies hebben. 
- Helpen bij het begrijpen van de tekst
- Bedoeld om aandacht te trekken
- Noodzakelijke toevoeging
- Ter 'versiering'
Lettertypes
- belangrijk bij de opmaak van de tekst.
- Belangrijk voor de nadruk
Lees sowieso de volledige tekst; laat je niet afleiden door alle andere informatie

Slide 12 - Slide

Hoofdgedachte
Om de hoofdgedachte te vinden in een tekst kun je de volgende vraag stellen:
Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
Soms staat de hoofdgedachte letterlijk in de inleiding of in het slot.


Slide 13 - Slide

Woordenlijst examen 
Woorden die je moet kennen voor het eindexamen

Nieuw Nederlands blz. 200 t/m 205

Slide 14 - Slide

Examenvragen beantwoorden 
Nieuw Nederlands
blz. 174 t/m 189

Slide 15 - Slide

De schrijfopdracht
Nieuw Nederlands
blz. 190 t/m 198

Slide 16 - Slide

Arnoud Kuijpers
  • Docent Nederlands met YouTubekanaal 
  • Eindexamentips voor vmbo-gt, havo en vwo.
  • Kies dus de juiste tips voor VMBO GT via de juiste lijst: https://www.youtube.com/playlist?list=PLHhHafFcp92XXCVWO_1hLNbXClcE2GF_e

Slide 17 - Slide

CSE Nederlands schrijfopdracht
Dinsdag 23 mei 2023 13:30-15:30
1e tijdvak

Slide 18 - Slide

Mogelijke schrijfopdracht CSE
  • Artikel
  • Zakelijke brief  / e-mail

Slide 19 - Slide

Conventies zakelijke brief / e-mail 

  • Aanhef met komma: Beste mevrouw, Geachte meneer/mevrouw, 
  • Witregel na de aanhef
  • Eerste regel met hoofdletter, niet beginnen met 'Ik'.
  • Inleiding: voorstellen en aanleiding mail.
  • Witregel na de inleiding.
  • Kern: vraag / je boodschap
  • Witregel na de laatste zin van je kern.
  • Slot: spreek je wens of verwachting uit. 
  • Na de laatste zin sla je een regel over. 
  • Afsluiting met komma: Met vriendelijke groet, Hoogachtend, 
  • Na de afsluiting een witregel
  • Voor- en achternaam (eventueel namens klas M4..)

Slide 20 - Slide

Zakelijke brief
Zakelijke e-mail

Slide 21 - Slide

Artikel
  • Inleiding: aanleiding artikel / achtergrond (meestal discussie over het onderwerp) / stelling ( Ik vind  .....)
  • Witregel
  • Kern: boodschap / argumenten
  • Witregel
  • Slot: samenvatting / conclusie / advies
  • Artikel begint nooit met hallo, beste (dit is een aanhef)

Slide 22 - Slide

Algemene schrijftips
  • De tekst moet uit minimaal 100 woorden bestaan. Anders geen punten voor taalgebruik.
  • Haal zoveel mogelijk informatie uit de situatieschets.
  • Schrijf zoveel mogelijk woorden over uit de situatieschets. Hiermee beperk je het risico op taalfouten.
  • Schrijf alleen in de opdracht wat er echt moet staan. Ga er niet zelf informatie bij verzinnen.
  • Houd je aan de opdracht en controleer of je alles hebt genoemd.

Slide 23 - Slide

Tips voor taalgebruik
  • Maak korte zinnen, want dan maak je minder fouten in de komma's.
  • Lees naderhand je tekst nog eens goed door!
  • Elke zin begint met een hoofdletter en eindigt met een punt.
  • Check spelfouten en zinsbouw.  
  • Weet je niet hoe je een woord schrijft, of twijfel je over de juiste werkwoordsvorm? Kies een ander woord!

Slide 24 - Slide

Tips taalgebruik deel 2

  • Gebruik MIJN en m'n en geen ME (MIJN tante, MIJN huiswerk)
  • HIJ WILT is fout! Gebruik HIJ WIL (en zij wil )
  • Gebruik geen opsomming met cijfers in je tekst.
  • Schrijf getallen tot 20 voluit in tekst. Dus zestien i.p.v. 16
  • Vergeet achter een tijdstip niet het woord uur, dus 17:00 uur! 

Slide 25 - Slide

Opsommen in schrijfopdracht? NEE! 
Wel volledige zinnen en signaalwoorden voor opsomming. 
  • Ik vind dat je moet stoppen met vapen. Ik heb hiervoor 3 argumenten: 1 onverstandig, 2 te duur en 3 ongezond.
  • Ik vind dat je moet stoppen met vapen. Ik heb hiervoor drie argumenten. Mijn eerste argument is dat ik het niet verstandig vind om iets te doen dat verslavend is. Daarnaast vind ik het te duur, want je kunt beter besteden aan gezonde dingen. Tenslotte vind ik het ook ongezond. 

Slide 26 - Slide

Spellingregels in je boek

Nieuw Nederlands blz. 207 t/m 209

Slide 27 - Slide

Vragen over de inleiding
Op welke manier leidt de schrijver de tekst in?

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Elke stad zijn wolkenkrabber (2009 II)
(1) Bijna elke week komt er een verdieping bij. Nog even en de
Boulevardtoren dichtbij het Enschedese stadshart nadert zijn
hoogste punt. Zijn negentig meter zal slechts een paar jaar de skyline van de voormalige textielstad in zijn eentje domineren. Als alles volgens plan verloopt, verrijst verderop een grotere broer van 120 meter. 

Slide 30 - Slide

Hoe wordt het onderwerp van de tekst 'Elke stad zijn wolkenkrabber' ingeleid?
A
met een korte geschiedenis over het onderwerp
B
met een korte samenvatting vooraf
C
met een mening van een deskundige over het onderwerp
D
met een voorbeeld van het onderwerp van de tekst

Slide 31 - Quiz

Op schoolkamp gaan er géén mobieltjes mee 
(2009 II tekst 4)
(1) Voor sommige ouders is het even schrikken als hun kind op schoolkamp gaat en het mobieltje thuis moet blijven. En de kinderen stappen met een ‘kaal’ gevoel de bus in, zo gewend zijn ze aan de voortdurende aanwezigheid. Toch zien steeds meer scholen er streng op toe dat de mobieltjes thuis blijven als de klas op kamp gaat. Er zijn zelfs scholen die de leerlingen
fouilleren voor vertrek.

Slide 32 - Slide

Op welke manier probeert de schrijfster in de eerste alinea de aandacht van de lezer te trekken?
A
ze geeft haar eigen mening over het behandelde probleem
B
ze noemt een aantal kanten van het onderwerp van de tekst
C
ze vermeldt de aanleiding voor het schrijven van dit artikel
D
ze zet de belangrijkste conclusie van haar artikel voorop

Slide 33 - Quiz

Vragen over deelonderwerpen (1)
Voorbeeldvraag: Welk kopje geeft het best de inhoud weer van alinea 3 t/m 5?

Het kopje moet over álle alinea’s gaan. Antwoorden die duidelijk maar over één of slechts een gedeelte van één alinea gaan, zijn fout en deze kun je dus wegstrepen.
 


Slide 34 - Slide

Vragen over deelonderwerpen (2)
Voorbeeldvraag: De tekst is te verdelen in drie delen met de volgende kopjes:
1. Zoveel mensen, zoveel smaken?
2. Onderzoek naar schoonheidsprincipes
3. Vernieuwing en meerwaarde
Bij welke alinea begint deel 2?   

Ga niet alleen op zoek naar de alinea die gaat over ‘onderzoeken naar schoonheidsprincipes’, maar kijk ook wat de laatste alinea is die het kopje ‘zoveel mensen, zoveel smaken?’ bespreekt.

 


Slide 35 - Slide

Vragen over deelonderwerpen (3)
Voorbeeldvraag: De alinea’s 4 en 5 hebben een gemeenschappelijk deelonderwerp.
Welk deelonderwerp hebben ze samen?

Let er goed op dat het antwoord bij beide genoemde alinea's moet passen.


Slide 36 - Slide

Vragen over tekstrelaties
In elk examen worden vragen gesteld over het verband tussen alinea's: wat hebben de twee alinea's met elkaar te maken? 

Ook wordt soms gevraagd wat de functie is van een alinea.

Slide 37 - Slide

Vragen over tekstrelaties (2)
Voorbeeldvraag: 
Welk verband is er vooral tussen alinea 4 en alinea 5?
A Alinea 4 en alinea 5 vormen een tegenstelling.
B Alinea 4 en alinea 5 vormen samen een toelichting.
C Alinea 5 geeft antwoord op de vraag in alinea 4.
D Alinea 5 trekt een conclusie bij het gestelde in alinea 4.




Slide 38 - Slide