Zoek je een tegenstelling van een onbekend woord? Let dan op deze
signaalwoorden: maar, anderzijds, daarentegen, echter, evenwel, hoewel, aan de andere kant.
Aan deze woorden kun je zien dat er een tegenstelling in de zin staat.
- Ik vind het leuk dat we weer naar school mogen. Ik heb echter geen zin om weer naar school te fietsen.
- Ik vind spruitjes nu echt heel lekker, hoewel ik dat vroeger niet lustte.