Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Lesprogramma
10 minuten lezen
uitleg het spellen van bijvoeglijke naamwoorden
oefenen
maken opdrachten hfdst. 5 in jouw leerroute
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lesprogramma
10 minuten lezen
uitleg het spellen van bijvoeglijke naamwoorden
oefenen
maken opdrachten hfdst. 5 in jouw leerroute

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat is ook alweer een bijvoeglijk naamwoord?

Slide 3 - Open question

het spellen van een bijvoeglijk naamwoord
De meeste bijvoeglijke naamwoorden weet je zo wel te spellen. 
Bijv. De rode auto. De auto is rood.

Soms moet je medeklinkers verdubbelen of moet je een klinker weghalen.
Bijv. De telefoon is kapot. De kapotte telefoon.
     Het trapje is geel. Het gele trapje.

Soms moet je een -f in een -v veranderen of een -s in een -z.
bijv. braaf => brave     grijs => grijze     achteloos => achteloze



Slide 4 - Slide

het spellen van een bijvoeglijk naamwoord
Sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een trema. Daarmee geef je aan dat bij die klinker een nieuwe lettergreep begint. bijv. financiële, industriële, coördinerende

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden moet je in twee groepen verdelen; oude en nieuwe stoffen.

Oude stoffen eindigen op - en 
bijv. houten, loden, ijzeren, gouden, papieren, stenen

'Nieuwe stoffen' krijgen geen uitgang:
bijv. plastic, aluminium, polyester, nylon, latex, bamboe, fleece


Slide 5 - Slide

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van
kwaad?
De .... man loopt weg.

Slide 6 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van half?
Hij gaf mij een ... chocoladereep.

Slide 7 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van plastic?
Hij heeft een ... tas.

Slide 8 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van België?
Hij heeft de ... nationaliteit.

Slide 9 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord van serieus?
Hij stelde een ... vraag.

Slide 10 - Open question

Maak nu de opdrachten van Spelling van hoofdstuk 5
 
(Let op dat je niet per ongeluk de opdrachten van werkwoordspelling maakt.)

Slide 11 - Slide